2.4.10. Chabbisodhana sutta – M.112
De bewering van een monnik dat hij arahantschap heeft bereikt, moet grondig onderzocht worden volgens de regels die in deze toespraak uitgelegd worden.
Eens vertoefde de Verhevene te Savatthi in het Jetavana-klooster. Daar sprak hij tot de monniken over iemand die beweert de volmaakte heiligheid bereikt te hebben.
"Wanneer een bhikkhu beweert dat geboorte ten einde is gebracht, dat het heilige leven geleefd is, dan moeten die woorden van hem niet goedgekeurd noch afgekeurd worden. De volgende vraag moet gesteld worden: 'Vriend, er zijn vier manieren om zich uit te drukken. Die manieren zijn door de Verhevene, die weet en ziet, die volmaakt verlicht is, juist verkondigd, namelijk: het geziene te berichten zoals het gezien wordt; het gehoorde te berichten zoals het gehoord wordt; het gevoelde te berichten zoals het gevoeld wordt; het ondervondene te berichten zoals het ondervonden wordt.
Op welke manier weet de eerwaarde, op welke manier ziet hij met betrekking tot deze vier manieren om zich uit te drukken, zodat zijn geest door niet hechten bevrijd is van de neigingen?'
Bhikkhus, wanneer een bhikkhu volmaakt heilig is, met de neigingen vernietigd, wanneer hij het ware doel heeft bereikt, de boeien van het worden heeft vernietigd en door uiteindelijk inzicht volledig bevrijd is, dan is het volgende de aard van zijn antwoord:
'Vrienden, met betrekking tot het geziene vertoef ik zonder ertoe aangetrokken te worden, zonder ervan afgestoten te worden, onafhankelijk, ongebonden, vrij, bevrijd, met een grenzenloos hart.*1] Met betrekking tot het gehoorde vertoef ik zonder ertoe aangetrokken te worden, zonder ervan afgestoten te worden, onafhankelijk, ongebonden, vrij, bevrijd, met een grenzenloos hart. Met betrekking tot het gevoelde vertoef ik zonder ertoe aangetrokken te worden, zonder ervan afgestoten te worden, onafhankelijk, ongebonden, vrij, bevrijd, met een grenzenloos hart. Met betrekking tot het ondervondene vertoef ik zonder ertoe aangetrokken te worden, zonder ervan afgestoten te worden, onafhankelijk, ongebonden, vrij, bevrijd, met een grenzenloos hart. Doordat ik met betrekking tot die vier manieren om zich uit te drukken op een dergelijke manier weet, op een dergelijke manier zie, gebeurt het dat mijn geest door niet hechten bevrijd is van de neigingen.'
Met de uitroep 'goed' kan men vreugde over deze woorden van die bhikhu tonen. Dan kan men hem een andere vraag stellen.
'Vriend, er zijn deze vijf groepen van bestaan waaraan vastgehecht wordt. Die vijf groepen zijn door de Verhevene juist verkondigd, namelijk de bestaansgroep van de vorm waaraan vastgehecht wordt, de bestaansgroep van het gevoel waaraan vastgehecht wordt, de bestaansgroep van de waarneming waaraan vastgehecht wordt, de bestaansgroep van de formaties waaraan vastgehecht wordt, en de bestaansgroep van het bewustzijn waaraan vastgehecht wordt.
Op welke manier weet de eerwaarde, op welke manier ziet hij met betrekking tot die vijf bestaansgroepen waaraan vastgehecht wordt, zodat zijn geest door niet hechten bevrijd is van de neigingen?'
Wanneer een bhikkhu iemand is met vernietigde neigingen, iemand die het heilige leven heeft geleefd, die gedaan heeft wat gedaan moest worden, die de last heeft afgelegd, die het ware doel heeft bereikt, die de boeien van het worden heeft vernietigd en die door uiteindelijk inzicht volledig bevrijd is, dan is het volgende de aard van zijn antwoord:
'Vrienden, nadat ik vorm als krachteloos ingezien heb, als voorbijgaand en zonder troost, heb ik met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten wat betreft vorm, met het loslaten van de innerlijke standpunten, het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft vorm, begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, nadat ik gevoel als krachteloos ingezien heb, als voorbijgaand en zonder troost, heb ik met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten wat betreft gevoel, met het loslaten van de innerlijke standpunten, het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft gevoel, begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, nadat ik waarneming als krachteloos ingezien heb, als voorbijgaand en zonder troost, heb ik met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten wat betreft waarneming, met het loslaten van de innerlijke standpunten, het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft waarneming, begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, nadat ik bewustzijn als krachteloos ingezien heb, als voorbijgaand en zonder troost, heb ik met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten wat betreft bewustzijn, met het loslaten van de innerlijke standpunten, het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft bewustzijn, begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
Doordat ik met betrekking tot deze vijf bestaansgroepen waaraan vastgehecht wordt, op een dergelijke manier weet, op een dergelijke manier zie, gebeurt het dat mijn geest door niet hechten bevrijd is van de neigingen.'
Met de uitroep 'goed' kan men vreugde over deze woorden van die bhikhu tonen. Dan kan men hem een andere vraag stellen.
'Vriend, de volgende zes elementen zijn door de Verhevene juist verkondigd, en wel: het aarde-element, het water-element, het vuur-element, het wind-element, het ruimte-element en het bewustzijn-element.
Op welke manier weet de eerwaarde, op welke manier ziet hij wat betreft die zes elementen, zodat zijn geest door niet hechten bevrijd is van de neigingen?'
Wanneer een bhikkhu iemand is met vernietigde neigingen, die het heilige leven heeft geleefd, die gedaan heeft wat gedaan moest worden, die de last heeft afgelegd, het ware doel heeft bereikt, die de boeien van het worden vernietigd heeft en door uiteindelijk inzicht volledig bevrijd is, dan is het volgende de aard van zijn antwoord:
'Vrienden, ik heb het aarde-element als niet zelf behandeld, zonder zelf dat op het aarde-element berust. En met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en van het vasthechten welke berusten op het aarde-element, met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen die berusten op het aarde-element, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, ik heb het water-element als niet zelf behandeld, zonder zelf dat op het water-element berust. En met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten die berusten op het water-element, met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen die berusten op het water-element, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, ik heb het vuur-element als niet zelf behandeld, zonder zelf dat op het vuur-element berust. En met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten die berusten op het vuur-element, met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen die berusten op het vuur-element, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, ik heb het wind-element als niet zelf behandeld, zonder zelf dat op het wind-element berust. En met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten die berusten op het wind-element, met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen die berusten op het wind-element, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, ik heb het ruimte-element als niet zelf behandeld, zonder zelf dat op het ruimte-element berust. En met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten die berusten op het ruimte-element, met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen die berusten op het ruimte-element, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, ik heb het bewustzijn-element als niet zelf behandeld, zonder zelf dat op het bewustzijn-element berust. En met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de aantrekkingskracht en het vasthechten die berusten op het bewustzijn-element, met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen die berusten op het bewustzijn-element, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Doordat ik wat betreft die zes elementen op een dergelijke manier weet, op een dergelijke manier zie, gebeurt het dat mijn geest door niet vasthechten bevrijd is van de neigingen.'
Met de uitroep 'goed' kan men vreugde over deze woorden van die bhikkhu tonen. Dan kan men hem een andere vraag stellen.
'Vriend, door de Verhevene zijn de volgende zes inwendige en uitwendige grondslagen van de zintuigen verkondigd, en wel: het oog en vormen, het oor en geluiden, de neus en geuren, de tong en smaken, het lichaam en aanrakingsobjecten, de geest en geestobjecten.
Op welke manier weet de eerwaarde, op welke manier ziet hij wat betreft die zes inwendige en uitwendige grondslagen van de zintuigen, zodat zijn geest door niet vasthechten bevrijd is van de neigingen?'
Wanneer een bhikkhu iemand is met vernietigde neigingen, die het heilige leven heeft geleefd, die gedaan heeft wat gedaan moest worden, die de last heeft afgelegd, het ware doel heeft bereikt, die de boeien van het worden vernietigd heeft en door uiteindelijk inzicht volledig bevrijd is, dan is het volgende de aard van zijn antwoord:
'Vrienden, met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de hebberigheid, van de begeerte, van de vervoering, van het verlangen, van de aantrekkingskracht en van het vasthechten, en met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft het oog, vormen, zien-bewustzijn en dingen die door het zien-bewustzijn kunnen worden ervaren,*2] heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de hebberigheid, van de begeerte, van de vervoering, van het verlangen, van de aantrekkingskracht en van het vasthechten, en met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft het oor, geluiden, hoor-bewustzijn en dingen die door het hoor-bewustzijn kunnen worden ervaren, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de hebberigheid, van de begeerte, van de vervoering, van het verlangen, van de aantrekkingskracht en van het vasthechten, en met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft de neus, geuren, ruik-bewustzijn en dingen die door het ruik-bewustzijn kunnen worden ervaren, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de hebzucht, van de begeerte, van de vervoering, van het verlangen, van de aantrekkingskracht en van het vasthechten, en met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft de tong, smaken, smaakbewustzijn en dingen die door het smaakbewustzijn kunnen worden ervaren, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de hebzucht, van de begeerte, van de vervoering, van het verlangen, van de aantrekkingskracht en van het vasthechten, en met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft het lichaam, aanrakingsobjecten, aanrakingsbewustzijn en dingen die door het aanrakingsbewustzijn kunnen worden ervaren, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
'Vrienden, met de vernietiging, het afstand doen, het beëindigen, het opgeven en loslaten van de hebberigheid, van de begeerte, van de vervoering, van het verlangen, van de aantrekkingskracht en van het vasthechten, en met het loslaten van de innerlijke standpunten, met het loslaten van het vasthechten en van de neigingen wat betreft de geest, geestobjecten, geestbewustzijn en dingen die door het geestbewustzijn kunnen worden ervaren, heb ik begrepen dat mijn geest bevrijd is.'
Doordat ik wat betreft die zes inwendige en uitwendige fundamenten van de zintuigen op een dergelijke manier weet, op een dergelijke manier zie, gebeurt het dat mijn geest door niet vasthechten bevrijd is van de neigingen.'
Met de uitroep 'goed' kan men vreugde over deze woorden van die bhikkhu tonen. Dan kan men hem een andere vraag stellen.
'Vriend, op welke manier weet de eerwaarde, op welke manier ziet hij dat wat betreft dit lichaam met zijn bewustzijn en alle uiterlijke tekens, het ik-maken, mijn-maken en de neigingen tot (ik-)waan in hem ontworteld zijn?'
Wanneer een bhikkhu iemand is met vernietigde neigingen, die het heilige leven heeft geleefd, die gedaan heeft wat gedaan moest worden, die de last heeft afgelegd, het ware doel heeft bereikt, die de boeien van het worden vernietigd heeft en door uiteindelijk inzicht volledig bevrijd is, dan is het volgende de aard van zijn antwoord:
'Vrienden, vroeger toen ik het leven van gezinshoofd leidde, was ik onwetend. Toen onderwees de Tathagata of zijn discipel mij de leer (Dhamma). Toen ik de Dhamma hoorde, kreeg ik vertrouwen in de Tathagata. In het bezit van dat vertrouwen overwoog ik: 'Het leven van een gezinshoofd is eng en stoffig. Het leven in de huisloosheid is wijd en open. Als men thuis woont, is het niet gemakkelijk om het volmaakte en zuivere heilige leven te leiden. Stel dat ik hoofdhaar en baard afscheer, het gele gewaad aantrek en van het leven in huis vertrek naar een leven zonder huis.' Bij een latere gelegenheid doet ik dat, waarbij ik een klein of groot vermogen, een kleine of grote kring van verwanten opgaf.
Nadat ik zo in de huisloosheid was vertrokken en de oefening en levenswijze van de bhikkhus op mij had genomen, onthield ik mij ervan levende wezens te doden; stok en wapens legde ik terzijde; ik leefde vol mededogen met alle levende wezens. Ik onthield mij ervan te nemen wat niet werd gegeven. Ik nam alleen wat gegeven werd, wachtte af wat gegeven werd. Zo verbleef ik in zuiverheid. Ik gaf onkuis gedrag op. Ik onthield me van de gewone praktijk van geslachtsverkeer. Ik onthield me ervan de onwaarheid te zeggen. Ik sprak de waarheid, was vertrouwenswaardig. Ik was iemand die de wereld niet bedroog. Ik onthield me ervan hatelijk te spreken. Ik verspreidde geen roddelpraatjes. Ik vertelde niet hier wat ik elders gehoord had om die mensen van elkaar te scheiden; en ik vertelde niet elders wat ik hier vernomen had om die mensen van elkaar te scheiden. Ik bevorderde eendracht en vriendschap. Ik onthield me van het gebruik van ruwe taal. Ik uitte woorden die zacht waren, aangenaam, die tot het hart gaan, die hoffelijk zijn.Ik onthield me van geklets, praatte alleen op de juiste tijd, zei wat met de feiten overeenkomt, sprak over dat wat goed is, sprak over de Dhamma en de discipline. Te juister tijd zei ik woorden die het waard zijn onthouden te worden, verstandig, gematigd en heilzaam. Ik onthield me ervan zaadgoed en planten te beschadigen. Ik oefende mij erin alleen één maaltijd per dag te eten. Ik onthield me ervan 's nachts en buiten de gepaste tijd te eten. Ik onthield me van dansen, zingen, musiceren en het bezoek aan theatervoorstellingen.
Ik onthield mij ervan sieraden te dragen of parfum en schoonheid-crèmes te gebruiken. Ik onthield mij van hoge en brede bedden. Ik onthield mij ervan goud en zilver aan te nemen. Ik onthield mij ervan ongekookt voedsel aan te nemen. Ik onthield mij ervan ruw vlees aan te nemen. Ik nam geen vrouwen en meisjes aan. Ik nam geen slaven en slavinnen aan. Ik nam geen geiten en schapen aan, geen pluimvee en geen varkens. Ik nam geen olifanten, runderen, paarden, velden en landerijen aan. Ik onthield mij ervan als bode te fungeren en boodschappen over te brengen. Ik onthield mij van kopen en verkopen. Ik gebruikte geen valse gewichten, valse metalen en valse maten. Ik onthield mij van zwendel en bedrog. Ik onthield mij van het toebrengen van letsel, boeien, struikroverij, plunderen en geweld.
Ik had voldoende aan de kleren die mijn lichaam beschermen, en met de aalmoezen-maaltijd om mijn maag te vullen. Waarheen ik ook ging, ik nam alleen dat mee. Juist zoals een vogel alleen met de vleugels als bagage vliegt, evenzo had ik voldoende aan de kleren die mijn lichaam beschermen en aan de aalmoezen-maaltijd om mijn maag te vullen. Voorzien van deze opeenhoping van edele deugdzaamheid ondervond ik een zaligheid die onberispelijk is.
Wanneer ik met het oog een vorm zag, hechtte ik mij niet eraan. Omdat slechte, onheilzame toestanden van de geest – zoals begeerte en droefheid - in mij hadden kunnen binnendringen wanneer ik het zintuig van zien onbeheerst had gelaten, oefende ik mij in het beheersen ervan. Ik beschermde het zintuig van zien, ik hield me bezig met het beheersen van dat zintuig.
Evenzo met het oor (zintuig van horen) en geluid, neus (zintuig van ruiken) en geur, tong (zintuig van proeven) en smaak, lichaam (zintuig van aanraken) en aanrakingsobject, geest (zintuig van denken e.d.) en geestelijk object.
Kortom, wanneer ik met een zintuig een zintuiglijk object waarnam, hechtte ik me niet eraan. Omdat slechte, onheilzame toestanden van de geest – zoals begeerte en droefheid - in mij hadden kunnen binnendringen wanneer ik de zintuigen onbeheerst had gelaten, oefende ik mij in het beheersen ervan. Ik beschermde de zintuigen, ik hield me bezig met het beheersen van die zintuigen.
Omdat ik deze edele beheersing van de zintuigen had, ondervond ik in mij een zaligheid die onbevlekt is.
Ik werd iemand die helder bewust handelt bij het komen en bij het gaan. Ik werd iemand die helder bewust handelt bij het toekijken en wegkijken. Ik werd iemand die helder bewust handelt bij het buigen en strekken van de ledematen. Ik werd iemand die helder bewust handelt bij het dragen van het (onder)gewaad, het buitengewaad en de nap. Ik werd iemand die helder bewust handelt bij het eten, drinken, kauwen en proeven. Ik werd iemand die helder bewust handelt bij de ontlasting en bij het urineren. Ik werd iemand die helder bewust handelt bij het gaan, staan, zitten, inslapen, wakker worden, bij het spreken en bij het zwijgen.
Omdat ik deze opeenhoping van edele deugdzaamheid, deze edele beheersing van de zintuigen en deze edele oplettendheid en dit heldere weten bezat, trok ik mij terug naar een afgescheiden verblijfplaats: in een bos, aan de voet van een boom, op een berg, in een bergkloof, in een grot, op een lijkenplaats, in een jungle, op een open veld, op een bundel stro.
Na terugkeer van de ronde voor aalmoezen, na de maaltijd ging ik met gekruiste benen en met het lichaam rechtop neerzitten, oplettend en helder bewust. Ik overwon de hebzucht naar wereldlijke dingen en vertoefde met een hart dat vrij is van hebzucht. Ik zuiverde mijn geest van hebzucht. Ik overwon kwaadwil en haat en vertoefde met een hart dat vrij is van kwaadwil, dat mededogen ondervindt voor het welzijn van alle levende wezens. Ik zuiverde mijn geest van kwaadwil en haat. Ik overwon traagheid en starheid en vertoefde met een hart dat vrij is van traagheid en starheid, met lichte geest, oplettend en helder bewust. Ik zuiverde mijn geest van traagheid en starheid. Ik overwon rusteloosheid en gewetenswroeging en vertoefde gelijkmoedig, met een geest die innerlijke vrede heeft. Ik zuiverde mijn geest van rusteloosheid en gewetenswroeging. Ik overwon de twijfel en vertoefde vrij van twijfel, zonder onzekerheid wat betreft heilzame toestanden van de geest. Ik zuiverde mijn geest van twijfel.
Nadat ik deze vijf hindernissen, deze onvolkomenheden van het hart die de wijsheid zwak maken, had overwonnen, trad ik geheel afgescheiden van zintuiglijk genot, afgescheiden van onheilzame geestelijke toestanden, in de eerste meditatieve verdieping (jhana) in. Die is begeleid door begin- en aanhoudende toewending van de geest. En ik vertoefde erin met vervoering en geluk die ontstaan zijn uit afzondering.
Met het tot bedaren brengen van de begin- en aanhoudende toewending van de geest trad ik binnen in de tweede meditatieve verdieping. Ze heeft innerlijke kalmte en eenheid van het hart zonder begin- en aanhoudende toewending van de geest. En ik vertoefde erin, met vervoering en geluk ontstaan uit concentratie.
Met het afnemen van de vervoering, in gelijkmoedigheid vertoevend, oplettend en helder bewust, vol lichamelijk ondervonden zaligheid trad ik binnen in de derde meditatieve verdieping, waarvan de edelen zeggen: 'Zalig leeft degene die vol gelijkmoedigheid is en die oplettend is.' En ik vertoefde erin.
Na het overwinnen van geluk en smart en het al eerdere verdwijnen van vreugde en droefenis, trad ik binnen in de vierde meditatieve verdieping, die op grond van gelijkmoedigheid niets smartelijks noch iets aangenaams heeft en die zuiverheid van de oplettendheid in zich heeft. En ik vertoefde erin.
Toen mijn geconcentreerde geest op die manier gezuiverd was, helder, smetteloos, vrij van onvolkomenheden, gedwee, bruikbaar, vast en onwrikbaar, richtte ik mijn geest op het weten van de vernietiging van de neigingen.
Ik begreep overeenkomstig de werkelijkheid wat lijden is, wat de oorsprong ervan is, wat het beëindigen ervan is, wat de weg is die naar het beëindigen ervan voert.
Ik begreep overeenkomstig de werkelijkheid wat de neigingen zijn, wat de oorsprong ervan is, wat het beëindigen ervan is, en wat de weg is die naar het beëindigen ervan voert.
Toen ik zo wist en zag, was mijn geest bevrijd van de neiging van de zinnen, van de neiging van worden en van de neiging van onwetendheid.
Toen de geest zo bevrijd was, kwam het weten dat ze bevrijd is. Ik zag direct: 'Geboorte is ten einde gebracht, het heilige leven is geleefd, gedaan is wat gedaan moest worden, verder is er niets meer te doen.'
Vrienden, doordat ik op een dergelijke manier weet, op een dergelijke manier zie, gebeurt het dat wat betreft dit lichaam met zijn bewustzijn en alle uiterlijke tekens het ik-maken, mijn-maken en de neiging tot (ik-)waan in mij zijn ontworteld.'
Met de uitroep 'goed' kan men vreugde over deze woorden van die bhikhu tonen. Dan moet men hem zeggen dat het een grote winst is om een dergelijke metgezel in het heilige leven te zien."
Zo sprak de Verhevene. De bhikkhus waren tevreden en verheugden zich over de woorden van de Verhevene. (M.112 = MN.XII.2)
_____
*1] Anders dan in M.111 betekenen deze termen hier de volledige en definitieve vernietiging van de smetten.
*1] Anders dan in M.111 betekenen deze termen hier de volledige en definitieve vernietiging van de smetten.
*2] Men kan de vraag stellen waarom "vormen" (rūpā) en "dingen die door het zien-bewustzijn kunnen worden ervaren" (cakkhuviññāna-viññātabbā dhammā) afzonderlijk worden vermeld. Het commentaar stelt twee oplossingen voor: 1. "vormen" heeft betrekking op waargenomen zien-objecten; "dingen die ..." heeft betrekking op niet-waargenomen zien-objecten. 2. "Vormen" heeft betrekking op elke materiële vorm; "dingen ..." heeft betrekking op de mentale groepen van bestaan in verband met zien-bewustzijn. De eerste suggestie gaat mank omdat aan iets dat niet in de geest doordringt, ook niets vastgehecht wordt. De tweede suggestie is onwaarschijnlijk omdat hij de symmetrie van de leerrede kapot maakt - ook geuren etc. zijn materiële vorm.
Een andere interpretatie is denkbaar: de Boeddha kiest de formulering "aan het oog, oor, enz. waarneembaar " (viññātabbā) anders meestal in verband met de vijf strengen van zinnelijk genot. Daar gaat het om meer dan alleen het proces van zien dat de Boeddha, bijv. in verband met de controle van de zintuigen als "het oog ziet een vorm" formuleert. Men zou dus kunnen zeggen dat het opgeven van 'vorm' dezelfde betekenis heeft als niet-hechten aan het proces van zien, dat het opgeven van 'dingen' dezelfde betekenis heeft als niet-hechten aan het geziene en dat wat de geest ervan maakt.