5. tweeënzestig verkeerde visies behandeld in DN1
Dit wordt een behoorlijk lange post maar het lijkt me het beste al deze 62 visies in 1 post te behandelen.
Van al deze 62 visies wordt gezegd: “het is enkel het gevoel van hen die niet weten en zien, het piekeren en weifelingen van degenen die ondergedompeld zijn in begeerte”.
Mensen die zulke speculatieve visies koesteren zijn allemaal gevangen in een net. Al zulke visies bestaan op basis van zintuiglijk contact. Wanneer iemand, zoals het werkelijk is, het ontstaan en verdwijnen van de zes zintuiglijke basis kent, dan kent hij wat voorbij al deze visies is, zo geeft de sutta aan. Zo iemand is dus niet gevangen in het net van deze 62 verkeerde visies.
Ik zal nu deze 62 verschillende visies kort weergeven:
Speculatieve theorieën over het verleden (A-serie)
Dit gebeurt op 18 verschillende manieren. Dit wordt hieronder uitgewerkt.
Eternalisten/eternalisme
De eerste groep van vier zijn Eternalisten. Zij verkondigen dat het zelf en de wereld eeuwig zijn op basis van vier gronden:
A1. Iemand herinnert zich op basis van mentale concentratie vele vorige levens (verschillende honderdduizenden) en op basis daarvan concludeert die persoon dat het zelf en de wereld eeuwig zijn. Zover als zijn eigen herinneringen gaan is die persoon er altijd geweest en de wereld ook. Dus deze persoon verkondigt op basis van diens eigen herinneringen dat het zelf en de wereld eeuwig zijn.
A2. Iemand herinnert zich op basis van mentale concentratie minstens tien perioden van inkrimping en uitdijing, en herinnert zich zijn vorige levens. Zover als zijn eigen herinneringen gaan is die persoon er altijd geweest en de wereld ook. Dus ook deze persoon verkondigt op basis van diens herinneringen dat het zelf en de wereld eeuwig zijn.
A3. Iemand herinnert zich op basis van mentale concentratie minstens veertig perioden van inkrimping en uitdijing, en herinnert zich zijn vorige levens. Zover als zijn eigen herinneringen gaan is die persoon er altijd geweest en de wereld ook. Dus ook deze persoon verkondigt op basis van diens herinneringen dat het zelf en de wereld eeuwig zijn.
A4. Iemand is een redenaar, een logicus en volgt zijn eigen lijn van gedachten en timmert zo in elkaar dat het zelf en de wereld eeuwig zijn. Wezens komen en gaan maar het zelf en de wereld zijn eeuwig.
De Boeddha geeft aan dat Eternalisten die het eeuwige karakter van het zelf en de wereld verkondigen dit altijd doen op basis van één van deze vier gronden.
De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld. Dit weet de Tathagata.
Gedeeltelijk Eternalist en gedeeltelijk niet-eternalist
Deze visies worden ook op basis van vier gronden gekoesterd:
A.5 Dit is een nogal lang verhaal maar het komt er op neer, in mijn eigen woorden, dat iemand op Aarde wordt weder geboren en begrijpt dat hij sterfelijk is. Deze persoon op Aarde herinnert zich alleen zijn vorige bestaan. Daarvan herinnert hij (onjuist) dat hij geschapen is door een wezen dat zelf onsterfelijk is, diens Maker en Schepper, Alwetend, Almachtig, Alziend. De sutta's noemen dit wezen Maha Brahma. De persoon op Aarde ziet zichzelf als niet-eeuwig maar hij poneert een wezen dat wel eeuwig is. Dit maakt zijn visie tot een deels eternalistische en deels niet eternalistische. Voor wie dit in detail wil nalezen, zie DN1§2.1-2.6.
A6. Dit is ook weer een heel verhaal maar het komt er in het kort op neer dat iemand op Aarde zich door mentale concentratie weer alleen diens vorige bestaan als deva herinnert. Als deva is dat wezen teruggevallen op Aarde, als het ware, doordat men teveel opging in genoegens en mindfulness hierdoor verloor. En nu denkt die persoon dat er deva’s zijn die, anders dan hemzelf, niet door bekoring hun mindfulness verliezen. Die persoon denkt dat zulke deva’s eeuwig leven. Dus men poneert het bestaan van eeuwige deva’s terwijl men zelf herinnert dat men het leven daar als deva verloor en hier weer terugkwam als mens op Aarde. Zo koestert iemand een deels eternalistische en deels niet-eternalistische visie.
A7. Dit is ongeveer hetzelfde. Iemand op Aarde herinnert zich enkel diens laatste bestaan als deva. Hij weet dat ie dat bestaan als deva verloor doordat diens geest ook weer corrupt was geworden. Nu niet door de bekoring van genoegens maar door elkaar een lange tijd met jaloezie te bekijken. Die persoon op Aarde veronderstelt nu dat er deva’s zijn die niet die jaloezie hebben en dus eeuwig bestaan. Dus men poneert het bestaan van eeuwige deva’s terwijl men zelf herinnert dat men het leven daar als deva verloor en hier weer terugkwam als mens op Aarde. Men gelooft in deels eternalisme en deels niet-eternalisme.
A8. De vierde manier is weer die van de redeneer, de logicus (filosoof). Die bedenkt: “wat dan ook oog of oor of neus of tong of lichaam genoemd wordt, dat is vergankelijk, onstabiel, niet-eeuwig, aan verandering onderhevig. Maar wat gedachte (citta) of geest of bewustzijn wordt genoemd, dat is een zelf dat permanent, stabiel, eeuwig is en niet onderhevig aan verandering, voor eeuwig hetzelfde”.
(misschien dat heel wat huidige redenaars zoiets ook aanhangen?)
De Boeddha geeft weer aan dat welke brahmanen of asceten dan ook het gedeeltelijk eternalisme en gedeeltelijk niet-eternalisme verkondigen, dit allemaal doen op basis van deze vier gronden.
De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld.
De (on)eindigheid van de wereld
Ook de oneindigheid en eindigheid van de wereld wordt verkondigd op vier gronden:
A9. Iemand bereikt zo’n staat van concentratie dat ie de wereld als zijnde eindig waarneemt en gebonden door een cirkelgang.
A10. Iemand bereikt zo’n staat van concentratie die ie de wereld als zijnde oneindig waarneemt. Hij neemt waar dat de wereld oneindig is en ongebonden. Hij vindt dat die asceten die de wereld als eindig waarnemen het bij het verkeerde eind hebben.
A11. Iemand bereikt zo’n staat van concentratie dat ie de wereld van boven naar beneden als zijnde eindig waarneemt en horizontaal als zijnde oneindig. De asceten die denken dat de wereld eindig is of oneindig hebben het bij het verkeerde eind.
A12. Dan is er weer de denker, de logicus die in elkaar timmert dat de wereld noch eindig noch oneindig is. Alle drie de voorgaande verklaringen zijn volgens deze persoon verkeerd.
Dit zijn de vier manieren waarop asceten en brahmanen de eindigheid en oneindigheid van de wereld verkondigen.
De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld. Ook voor deze visies geldt wat helemaal in het begin is gezegd: “het is enkel het gevoel van hen die niet weten en zien, het piekeren en weifelingen van degenen die ondergedompeld zijn in begeerte”. In die zin kun je eigenlijk ook niet zeggen, vind ik nu, dat de Boeddha zich helemaal niet heeft uitgelaten over visies betreffende de (on)eindigheid van de wereld.
De gladde alen met hun ontwijkende beweringen (Eel-wrigglers)
Ze glibberen als alen op vier gronden:
A13. Iemand weet in werkelijkheid niet of iets goed is of slecht. Als die persoon, niet wetend wat juist is, zou verklaren ‘dat is goed’, of ‘dat is slecht’, zou men kunnen liegen en dat zou een hindernis zijn. Uit angst om te liegen (of wellicht om als een leugenaar te worden gezien) neemt die persoon zijn toevlucht dan tot ontwijkende beweringen en wordt zo glad als een aal: “Ik zeg dit niet, ik zeg dat niet. Ik zeg niet dat het anders zit. Ik zeg niet dat het niet zo is. Ik zeg niet niet dat het niet zo zit’.
A14. Iemand weet in werkelijkheid niet of iets goed is of slecht. Als die persoon, niet wetend wat het juist is, zou verklaren ‘dat is goed’, of ‘dat is slecht’, zou die persoon verlangen, wellust of haat of afkeer kunnen ervaren naar aanleiding van die uitspraken. Dat soort gehechtheid zou voor die persoon vervelend zijn. Dit verafschuwend neemt die persoon dan zijn toevlucht tot ontwijkende beweringen en wordt zo glad als een aal: “Ik zeg dit niet, ik zeg dat niet. Ik zeg niet dat het anders zit. Ik zeg niet dat het niet zo is. Ik zeg niet niet dat het niet zo zit’.
A15. Iemand weet in werkelijkheid niet of iets goed is of slecht. Die persoon denkt ‘ik kan verklaren “dat is goed” of “dat is slecht” maar er zijn wijzen die bekwame debaters zijn en zij kunnen mij ondervragen en mijn redenen voor die beweringen eisen. Uit angst om met de mond vol tanden te staan neemt die persoon dan zijn toevlucht tot ontwijkende beweringen en wordt zo glad als een aal: “Ik zeg dit niet, ik zeg dat niet. Ik zeg niet dat het anders zit. Ik zeg niet dat het niet zo is. Ik zeg niet niet dat het niet zo zit’.
Het lijkt er dus op dat men hier in het bovenstaande om emotionele redenen zijn toevlucht neemt in allerlei vaagheid en eigenlijk niet op een standpunt te betrappen is.
A16. Er zijn asceten en Brahmanen die mat en dom zijn. Vanwege diens matheid en domheid neemt die persoon zijn toevlucht tot ontwijkende beweringen wanneer hij wordt ondervraagd:
-…”als je me vraagt: ‘Is er een andere wereld?’ Als ik dat zou denken, zou ik zeggen dat er een andere wereld is. Maar dat zeg ik niet. En ik zeg niet dat het anders is. En ik zeg niet dat het niet zo is. Ik zeg niet niet dat het niet zo is. ‘Is er geen andere wereld?’ Als ik dat zou denken, zou ik zeggen dat er geen andere wereld is. Maar dat zeg ik niet. En zeg niet dat het anders is. En ik zeg niet dat het niet zo is. Ik zeg niet niet dat het niet zo is.
Hetzelfde herhaalt zich nu op de vragen…'Is er zowel een andere wereld als geen andere wereld'? 'Is er noch een andere wereld noch geen andere wereld'? 'Zijn er op spontane wijze geboren wezens'? 'Bestaat de Tathagata na de dood?’ 'Bestaat hij niet na de dood'? 'Is hij zowel bestaand als niet-bestaand na de dood'? 'Is hij noch bestaand noch niet bestaand na de dood'?
Dit zijn de vier gronden waarop men toevlucht neemt tot ontwijkende beweringen en zo glad wordt als een aal.
De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld.
De wereld en het zelf zijn door toeval ontstaan
Dit verkondigt men op basis van twee gronden:
A17. Er zijn wezens die zijn zonder bewustzijn (bewusteloos). (Asannasatta, dit zijn wezens in 22e rijk van samsara, er is wel een spoor rupa maar geen nama, Siebe). Zodra een waarneming ontstaat vallen ze uit die staat. Het kan gebeuren dat dat wezen in deze wereld wordt geboren en zich alleen zijn vorige bestaansvorm herinnert. Hij denkt bij zichzelf: ‘het zelf en de wereld zijn per toeval ontstaan. Waarom? Nou, hiervoor bestond ik niet. Nu van niet-zijnde ben in bestaan gebracht’.
A18. Iemand is een denker, een redenaar, een logicus. Hij timmert zijn eigen opinies in elkaar en verklaart dat het zelf en de wereld per toeval ontstaan zijn.
Dit zijn de twee gronden waarop men verkondigd dat het zelf en de wereld per toeval zijn ontstaan.
De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld.
Dit zijn de achttien manieren waarop brahmanen en asceten speculeerders over het verleden zijn (deze indeling begrijp ik niet, Siebe).
Naast deze 18 manieren waarop men speculeert over het verleden bestaan er ook 18 manieren waarop men speculeert over de toekomst.
Speculeren over de toekomst (B-serie)
Dit gebeurt op 44 verschillende manieren. Dit wordt hieronder uitgewerkt.
Doctrines van een bewust overleven na de dood (conscious post-mortem survival)
Dit verklaart men op 16 verschillende manieren. Ze verklaren dat het zelf na de dood gezond en bewust is,
B19. En materieel/stoffelijk
B20. Immaterieel/onstoffelijk
B21. Zowel materieel als immaterieel
B22. Noch materieel noch immaterieel
B23. Begrensd/eindig
B24. Onbegrensd/oneindig
B25. Beide
B26. Noch het één noch het ander
B27. Met eenvormige waarneming
B28. Met gevarieerde waarneming
B29. Met gelimiteerde waarneming
B30. Met ongelimiteerde waarneming
B31. Geheel gelukkig
B32. Geheel ellendig
B33. Beide
B34. Noch het één noch het ander
Dit zijn de 16 manieren waarop men een bewust overleven na de dood verkondigt. Er is geen andere manier. De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, er zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld.
Doctrines van een bewusteloos overleven na de dood (unconscious post-mortem survival)
Dit verklaart men op 8 manieren. Ze verklaren dat na de dood het zelf gezond is en onbewust, en,
B35. Materieel
B36 Immaterieel
B37. Beide
B38. Noch het een noch het ander
B39. Eindig
B40. Oneindig
B41. Beide
B42. Noch het één noch het ander
Dit zijn de 8 manieren waarop men een onbewust overleven na de dood verkondigt. Er is geen andere manier. De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, er zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld.
Doctrines van een noch bewust noch onbewust overleven na de dood
Dit verklaart men op basis van 8 manieren. Ze verklaren dat het zelf na de dood gezond is en noch bewust noch onbewust en,
B43. Materieel
B44 Immaterieel
B45. Beide
B46. Noch het een noch het ander
B47. Eindig
B48. Oneindig
B49. Beide
B50. Noch het één noch het ander
Dit zijn de 8 manieren waarop men een noch bewust noch onbewust overleven na de dood verkondigt. Er is geen andere manier. De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, er zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld.
Doctrines van vernietiging en niet bestaan van wezens na de dood
Dit verklaart men op basis van 7 gronden:
B51. Aangezien het zelf materieel is, bestaand uit de vier grote elementen, het product van moeder en vader, bij het opbreken van het lichaam wordt dat vernietigd en vergaat en bestaat niet na de dood.
B52. Iemand anders erkent dat zelf van B51 maar poneert ook een ander zelf, goddelijk, materieel, behorend tot de zintuiglijke sfeer, gevoed door voedsel. Het is dit zelf dat bij het opbreken van het lichaam vergaat.
B53. Een ander erkent het zelf van B51 maar poneert ook een ander zelf, goddelijk, materieel, geest-gevormd, volledig in al diens onderdelen, met geen enkel defect in zintuiglijke organen. Het is dat zelf dat bij het opbreken van het lichaam vergaat.
B54. Een ander erkent het zelf van B51 maar poneert ook een ander zelf, namelijk dat zelf dat ziet dat ruimte oneindig is en de sfeer van oneindige ruimte heeft gerealiseerd (5e jhana). Het is dit zelf dat bij het opbreken van het lichaam vergaat.
B55. Een ander erkent het zelf van B51 maar poneert ook een ander zelf, namelijk dat zelf dat ziet dat bewustzijn oneindig is en de sfeer van oneindig bewustzijn heeft gerealiseerd (6e jhana). Het is dit zelf dat bij het opbreken van het lichaam vergaat.
B56. Een ander erkent het zelf van B51 maar poneert ook een ander zelf, namelijk dat zelf dat ziet dat er geen-ding is en de sfeer van nietsheid (geen ding) heeft gerealiseerd (7e jhana). Het is dit zelf dat bij het opbreken van het lichaam vergaat.
B57. Een ander erkent het zelf van B51 maar poneert ook een ander zelf, namelijk dat zelf dat ziet dat ‘dit vredevol is, subliem Dit zelf heeft de sfeer van noch-voorstelling noch niet voorstelling gerealiseerd (8e jhana). Het is dit zelf dat bij het opbreken van het lichaam vergaat.
Dit zijn de 7 manieren waarop men een doctrine van vernietiging en niet-bestaan van wezens [na de dood] verkondigt. Er is geen andere manier.
De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, er zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld.
Doctrines van Nibbana hier en nu voor bestaande wezens
Dit verklaart men op basis van 5 manieren:
B58. Het zelf realiseert het hoogste Nibbana hier en nu wanneer dit zelf helemaal zwelgt in zintuiglijke genoegens.
B59. Het geluk wat men ervaart in de eerste jhana, geboren uit onthechting, is het hoogste Nibbana hier en nu.
B60. Wat men ervaart in de tweede jhana is het hoogste Nibbana hier en nu.
B61. Wat men ervaart in de derde jhana is het hoogste Nibbana hier en nu.
B62. Wat men ervaart in de vierde jhana is het hoogste Nibbana hier en nu.
Dit zijn de vijf manieren waarop men een leer van Nibbana hier en nu verkondigt. Er is geen andere manier. De Boeddha begrijpt dat zulke visies, zo begrepen, er zo aan gehecht, zullen leiden tot die en die bestemming in een andere wereld.
Dit zijn de vierenveertig manieren waarop asceten en Brahmanen speculeren over de toekomst.
In totaal zijn dit de 62 manieren waarop asceten en Brahmanen die speculeerder zijn van het verleden, de toekomst of beide, visies hierover formuleren. Er zijn geen andere manieren.
Zoals eerder gezegd, van al deze visies wordt gezegd: “het is enkel het gevoel van hen die niet weten en zien, het piekeren en weifelingen van degenen die ondergedompeld zijn in begeerte”.
Mensen die zulke speculatieve visies koesteren zijn allemaal gevangen in een net. Al zulke visies bestaan op basis van zintuiglijk contact (contact met ideeen in dit geval). Wanneer iemand, zoals het werkelijk is, het ontstaan en verdwijnen van de zes zintuiglijke basis kent, dan kent hij wat voorbij al deze visies is. Zo iemand is dus niet gevangen in het net van deze 62 verkeerde visies.
Dit besluit de 62 verkeerde visies van DN1.
In het volgende deel sutta fragmenten over afstand doen van verkeerde visie.