Hiri en Ottappa, Algemene InformatieHiri wordt veelal vertaald als morele schaamte. “Dat wil zeggen, door schaamte gaan aarzelen om kwade dingen te doen waarvoor men zich zou moeten schamen wanneer ze uitgevoerd worden” (definitie Peter van Looswijk,
www.sleuteltotinzicht.nl). Het komt van binnenuit en is verbonden met een gevoel van waardigheid of zelfrespect. Het is een afkeer/weerzin van het immorele. Je kunt uit een gebrek aan gevoel van waardigheid of gebrek aan zelfrespect, onwaardige dingen doen, laag, immoreel.
Ottappa is de angst om iets verkeerds te doen. Het wordt beschreven als moreel ontzag of vrees. "Dat is, door vrees gaan aarzelen kwade dingen te doen voor angst uit zelfverwijt, of beschuldiging door anderen, of vergelding in deze wereld of in de sferen van ellende” (definitie: Peter van Looswijk,
www.sleuteltotinzicht.nl ).
Het is vooral naar buiten gericht. Het heeft het kenmerk van vrees voor het immorele, wordt overheerst door een zorg van hoe anderen over je denken, dus een angst voor terechtwijzing. Het manifesteert zichzelf als een angst om iets immoreels te doen vanwege de consequenties er van. (MN, Bodhi, noot 416, zie ook zie AN, noot 225)
Wanneer heb je morele schaamte (hiri)? Je schaamt je voor wangedrag met het lichaam, spraak en geest, schaamt je om kwaadaardige onheilzame daden te verrichten. (MN53§12)
Wanneer heb je morele bevreesdheid of ontzag (ottappa)? Je bent bang voor wangedrag met het lichaam, spraak en geest, bang om kwaadaardige onheilzame daden te verrichten. (MN53§12)
AN2.9 beschrijft dat morele schaamte en morele bevreesdheid
heldere kwaliteiten zijn die samen de wereld beschermen. Want zou er helemaal geen morele schaamte zijn en geen vrees voor de consequenties van wandaden, hoe zou de wereld er dan uit zien? Als niemand zich meer geremd voelt om vreemd te gaan, stelen, mishandelen, doden? (zie ook Iti 2.2.5)
Een onwaarachtig persoon heeft geen morele schaamte en bevreesdheid. (MN110§5)
Een waarachtig persoon heeft wel deze kwaliteiten. (MN110§16)
“Bhikkhu’s onwetendheid is de voorganger bij het binnengaan van onheilzame staten, met een gebrek aan (morele) schaamte en gebrek aan angst voor verkeerd doen meteen er op volgend”.
“Bhikkhu’s ware kennis is de voorgangerr bij het binnengaan van heilzame staten, met een besef van (morele) schaamte en angst voor verkeerd doen meteen er op volgend (SN45.1, AN10.105, zie ook Iti§40)
Belangrijkste oorzaak van hiri en ottappaAN8.81 geeft aan: Als er geen mindfulness (sati) is en geen helder begrip (sampajanna/sampajano) ontbreekt de voornaamste oorzaak van morele schaamte (hiri) en morele bevreesdheid (otappa). Het omgekeerde geldt ook.
Dus morele schaamte en morele bevreesdheid vereisen ook mindfullness en helder begrip.
Ik heb in de sutta’s bekeken wat er zoals gezegd wordt over ‘helder begrip’ (sampajanna). Wat is dat? Het grenst denk ik aan iets wat je welbewustheid kunt noemen. Alles wat je doet aan oefeningen en dagelijks routines, alles wat je innerlijk observeert aan gedachten, gevoelens, waarnemingen, je doet of bent dat op een intelligente wijze bewust. Je bent niet onachtzaam.
Je bent ook welbewust in de zin van dat je weet waar je mee bezig bent als beoefenaar. Je hebt ook een helder begrip van verschijnselen, d.w.z. hun natuur van anicca, dukkha en anatta.
Het Abhidhamma boek Dhammasangani bespreekt sampajanna als wijsheid (§53). Wijsheid is ook dat wat goed en kwaad kan onderscheiden. Dus het is ook wel logisch dat morele schaamte en morele vrees ook wijsheid of helder begrip vereist zoals AN8.81 aangeeft.
Uit SN45.1 mag je denk ik ook concluderen dat indien er ware kennis in iemand is opgekomen dan is hiri en ottappa ook krachtig aanwezig. Praktisch gezien heb je dan ook een sterk geweten. Indien onwetendheid aanwezig is, dan neigt de geest naar morele schaamteloosheid en roekeloosheid en dus naar gewetenloosheid. Dan wordt wijsheid versluierd.
TegendelenAhirika: Schaamteloosheid, is een onheilzame mentale factor. Het kenmerk hiervan is de afwezigheid van weerzin/afschuw van lichamelijk en verbaal wangedrag.
Anottappa: Morele roekeloosheid, het kenmerk is afwezigheid van angst/vrees bij zulke wandaden.
Beide hebben de functie van kwaadaardige dingen doen. Ze manifesteren zich als het niet geremd worden om kwaad te doen.
De hoofdoorzaak van schaamteloosheid is gebrek aan zelfrespect. De hoofdoorzaak van morele roekeloosheid is gebrek aan respect voor anderen.
(Comprehensive manual of Abhidhamma, Bodhi, blz. 83)
SamenvattendDus hiri en ottappa zijn heldere kwaliteiten, hoe het ge-weten door iemand beleefd wordt via schaamte en vrees. Hiri en ottappa voorkomen dat je overgaat tot wandaden. Bij hiri speelt schaamte en zelfrespect en bij ottappa vooral angst voor de consequenties van je daden, en respect voor anderen.
Als er onwetendheid is, en geen hiri en ottappa, dan is er niks wat het verrichten van wandaden afremt. Hiri en ottappa worden in deze context ook gezien als krachten die de beoefenaar dient te ontwikkelen en cultiveren. Daarover meer in de komende post.