Auteur Topic: De kwestie van zelf, niet-zelf en geen zelf in de Sutta-Pitaka  (gelezen 3906 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
De kwestie van zelf, niet-zelf en geen-zelf in de Sutta-Pitaka

Inleiding

Het leek me wel handig om eens wat dingen op een rijtje te zetten en de sutta’s nog eens te onderzoeken op dit thema. Er is al heel veel over dit onderwerp geschreven en her en der bediscussieerd op het forum. Veel zal niet nieuw zijn voor jullie, maar ik hoop vooral dat het wat overzicht biedt en zo behulpzaam kan zijn bij vragen en twijfels die leven. Mogelijk ontstaat er een nieuwe discussie naar aanleiding van deze serie posten. Zouden jullie die dan willen starten in een aparte discussie draad?

Er is een sutta (SN44.10) waarin de Boeddha door Vacchagotta op de man af wordt gevraagd: ‘bestaat er een zelf of er is er geen zelf?’ Met deze sutta wil ik deze bespreking beginnen. Het is een sutta uit SN44, het deel dat gaat over Het Onverklaarde. Deze sutta komt aan bod in deel 1.

De kwestie van het zelf speelt ook bij hoe we lichamelijke en mentale zaken hier en nu beschouwen, in beeld hebben. Dit beschouwen betreft visie, ditthi, iets conceptueels. Bijvoorbeeld, datgene wat wordt ervaren beschouwen we als: ‘dit is van-mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf’. Het zijn visies van jezelf of wat jezelf toebehoort. Je kunt wel nagaan dat als je iets aanziet voor jezelf of als iets wat jezelf toebehoort, dan ben je daar best sterk in betrokken. Wat je aanziet voor jezelf of als iets wat jezelf toebehoort, zal je niet snel loslaten en afstand van doen. Het houdt hechten in stand en daarmee lijden. Daarom worden sakkaya ditthi’s, deze visies van Ik en mijn, denk ik ook behandeld als de eerste keten om afstand van te doen, om te kunnen vorderen op het Pad.
Het is belangrijk hier visie, het domein van hoe we iets beschouwen, te onderscheiden van hoe we iets ervaren. Visie wordt gezien als grover en conceptueler dan hoe we iets ervaren. Vertekening (begoocheling) op dit vlak van visie (ditthi vipallasa) verdwijnt volgens de leer ook eerder dan op het vlak van perceptie (sanna vipallasa). Deze sakkaya ditthi’s, die visies van Ik en mijn, wat hun effect is, hoe ze ontstaan, en hoe ze eindigen, wordt besproken in deel 2.

Naast visie, de ditthi-anusaya raakt de geest ook gehecht via verbeelding,de mana-anusaya. De meest diepe en fundamentele wortel van alle verbeeldingen is de verbeelding ‘Ik ben’, asmi mana. Dit verdwijnt volgens het onderricht pas bij arahantschap. Asmi mana verwijst volgens mij naar de neiging om aan datgene wat je ervaart je besef van bestaan, ‘Ik ben’, te ontlenen en vice versa. Dat werkt onbewust. Het is een soort spiegelen. ‘Ik heb verlangens, dus ‘Ik ben’. ‘Ik voel iets, dus ‘Ik ben’. ‘Ik denk dus ‘Ik ben’. ‘Ik ervaar een lichaam dus ‘Ik ben’. Er wordt een ‘Ik ben’ verbeelding, een ‘Ik ben’ verlangen en ‘Ik ben’ neiging onderscheiden in de teksten.
Je kunt wel nagaan dat dit een hele diepe vorm van gehechtheid is. Immers, als je het zo ervaart dat je niet bestaat als er bijvoorbeeld geen gedachten zijn, dan hou je die gedachten in de lucht. Je houdt ze vast. Zo ook voor andere zaken.

Ik heb de werking van asmi mana ook eens meegemaakt op het vlak van het lichaam. In een bepaalde staat ervoer ik geen lichamelijkheid meer. Het moment dat ik dit opmerkte, schrok ik. Meteen kwam de gedachte op ‘Ik besta niet meer’. Ik ging meteen dingen aanraken en toen lichaamsbesef weer terugkwam, voelde ik me weer gerust ‘Ik besta’. Opvallend hoe dit werkt. Ik bestond natuurlijk ook wel zonder dat lichaamsbesef maar dat kon ik niet inzien op dat moment. Er was toch die neiging dat ik mijn eigen bestaan ‘Ik ben’ spiegelde aan gevoelens van lichamelijkheid en vice versa. Hetzelfde heb ik lang geleden ook gehad met het eindigen van gedachten. Ik heb regelmatig geen gedachten maar in het begin vond ik dat eng en was bang dat ik niet op kon starten ofzo. Hierin dienen we meer wijsheid te ontwikkelen, ware kennis.  Asmi mana, wat meer zelf-perceptie is dan zelfvisie, is onderwerp van deel 3.

In de tijd van de Boeddha waren er ook talloze doctrines over het zelf of over jezelf, en nu nog. Het zijn wat mij betreft vooral een soort filosofische ideeën over wie/wat we in essentie zouden zijn. Ze lijken mij meer filosofisch van aard dan psychologisch. Sakkaya ditthi’s lijken me meer psychologisch. Zo voelt het voor mij aan.
Grofweg kun je die doctrines van een zelf indelen in eternalisme, annihilationisme (vernietigingsleer), en een mengvorm.
Er worden in de teksten ook een tweetal visies genoemd over het toevallig ontstaan van het zelf (en de wereld). Verder zijn er ook talloze doctrines over hoe jezelf er aan toe zou zijn na de dood. Ik noem dit doctrines over het zelf/jezelf.
Deze doctrines worden kort besproken in deel 4, en opgevolgd door Boeddha’s commentaar hierop.

Ik hoop dat zo een aardig overzicht ontstaat van de kwestie van zelf, niet-zelf en geen-zelf in de Sutta-Pitaka:

-wel of geen zelf?, deel 1
-sakkaya ditthi’s, zelfvisies of beschouwingen van 'Ik' en 'mijn', deel 2
-asmi mana, zelf-perceptie, de verbeelding ‘Ik ben’, deel 3
-doctrines van een zelf of jezelf, deel 4

Ik hoop dat jullie het leerzaam vinden en dat het behulpzaam is.

In de volgende post eerst nog de geraadpleegde bronnen en een overzicht van de gebruikte afkortingen.

Leerling Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Re: De kwestie van zelf, niet-zelf en geen zelf in de Sutta-Pitaka
« Reactie #1 Gepost op: 04-04-2021 12:08 »
Bronnen:

-Digha Nikaya (DG): The Long Discourses of the Buddha, A translation of the Digha Nikaya by Maurice Walshe, 1996;
-Majjhima Nikaya (MN): The Middle Length Discourses of the Buddha, A new translation of the Majjhima Nikaya, original translation by Bhikkhu Nanamoli, translation edited and revised by Bhikkhu Bodhi, 1995;
-Samyutta Nikaya (SN): The Connected Discourses of the Buddha, A New Translation of the Samyutta Nikaya, Bhikkhu Bodhi, Volume I+II, 2000;
-Anguttara Nikaya (AN): The Numerical Discourses of the Buddha, A Translation of the Anguttara Nikaya by Bhikkhu Bodhi, 2012;
-Dhammapada, www.sleuteltotinzicht.nl, Peter van Loosbroek
-Udana: A Translation With an Introduction & Notes by Thanissaro Bhikkhu, 2012;
-Itivuttaka: This was said by the Buddha, A Translation by Thanissaro Bhikkhu, revised edition 2013;
-Sutta Nipata: The Sutta Nipata, A Collection of Discourses Being One of the Canonical Books of The Buddhist, Translated from Pali by V. Fausböll, Oxford, 1881.

Gebruikte afkortingen:

DN: Digha Nikaya 
MN: Majjhima Nikaya
SN: Samyutta Nikaya
AN: Anguttara Nikaya 
Dhp: Dhammapada
Ud: Udana
Iti: Itivuttaka
Sn: Sutta Nipata 

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 1, Wel of Geen Zelf?
« Reactie #2 Gepost op: 05-04-2021 12:00 »
Deel 1, Wel of geen Zelf?

In discussies over zelf en geen-zelf wordt deze sutta vaak aangehaald. (SN44.10).
https://suttacentral.net/sn44.10/en/bodhi

Jullie kunnen zelf nagaan wat ie betekent, uiteraard. Er worden verschillende betekenissen aan gegeven.
Het is een sutta uit SN44, Over het Niet-Verklaarde. Het is geloof ik de enige sutta waarin de Boeddha rechtstreeks op de man af wordt bevraagd of er een zelf bestaat of niet.

Het betreft hier een gesprek met Vacchagotta. Deze asceet komt voor in MN71-73 en er is ook een Samyutta Nikaya deel naar hem vernoemd, SN33. Vacchagotta was iemand die veel filosofische vragen had en de Boeddha op dit vlak bevroeg. Veel leraren waren kennelijk met die thema’s bezig en betwisten elkaars standpunten: Is de wereld eeuwig of niet-eeuwig? Oneindig of eindig? Zijn de ziel en het lichaam hetzelfde? Of is de ziel 1 ding en het lichaam iets anders? Bestaat de Tathagata na de dood? Bestaat ie niet na de dood? Of is hij zowel bestaand als niet-bestaand na de dood, of noch bestaand noch niet-bestaand na de dood?

Net als velen wilde Vacchagotta ook duidelijke antwoorden van de Boeddha op zulke levensvragen om vertrouwen in hem als Leraar te krijgen. Hij wilde dat de Boeddha hierin een positie innam. Zoiets lijkt hij ook te willen als hij vraagt naar het wel of niet bestaan van het zelf.

Zo vroeg Vacchagotta de Boeddha ook eens op de man af:

-“Is er een zelf?”
De Boeddha zweeg.
-“Hoe zit het dan Boeddha, is er dan geen zelf?”
De Boeddha zweeg opnieuw.

Wat betekent dit nu he?

Er bestaan ook op dit punt, uiteraard, weer meerdere interpretaties.

Ik leg het zo uit: Allereerst is het denk ik belangrijk te begrijpen dat Vacchagotta nog niet zo vertrouwd was met de leer van de Boeddha en nog weinig tot geen ware kennis had op dit gebied van zelf. Welnu, als de Boeddha zou zeggen dat er een zelf zou bestaan, zou hij Vacchagotta, die nog een nieuweling was, op het spoor kunnen zetten van eternalisme. Hij zou kunnen gaan denken dat er een eeuwig-bestaand-zelf is dat of voor eeuwig ronddoolt van bestaansvorm naar bestaansvorm, of, dat het zelf een soort eeuwig karakter heeft, als een eeuwige ziel of eeuwige geest of bewustzijn. Dit eeuwige unieke zelf zag de Boeddha niet. Daarom antwoordde de Boeddha denk ik niet bevestigend.

De Boeddha ontkent volgens mij hiermee niet dat er wel degelijk iets is wat wij op een conventionele manier aanduiden als onszelf, namelijk, de veranderlijke maar continue stroom van fysieke en mentale processen (khandha’s). Van baby tot nu was die stroom van fysieke en mentale processen nooit hetzelfde maar het vormt wel een eenheid en continuïteit. Zo ervaren wij onszelf ook, nietwaar? Als je terugdenkt aan je jeugd dan zie je die persoon toch als jezelf.
Voorbij levens schijnt dit net zo te zijn. Je herinnert vorige levens net zo als jezelf.

Waarom zweeg de Boeddha op de directe vraag: ‘is er dan geen zelf’? Dan zou hij Vacchagotta  op het spoor kunnen zetten van een vernietigingsleer. De Boeddha ontkent niet dat er iets bestaat dat jezelf wordt genoemd, en dat weder geboorte neemt in verschillende sferen, al in dit leven en na de dood. Als de Boeddha had geantwoord ‘er is geen zelf’ had de Boeddha Vacchagotta ook op het verkeerde spoor kunnen zetten van nihilisme, een soort ontkenning van je bestaan. Maar als je dan niet bestaat, is er dan niemand aan te spreken op kwaadaardig gedrag? Zie je? Die kant wil de Boeddha helemaal niet op.

Kortom, een categorisch “ja” of “nee” zou Vacchagotta alleen maar op een verkeerd spoor gezet hebben.

Bovendien, als de Boeddha zou zeggen dat er een zelf is, dan zou dat ook niet consistent zijn met zijn kennis en boodschap dat alle verschijnselen niet-zelf (anatta) zijn. Dit zou de vrager dus alleen maar nog meer verwarren.
En als de Boeddha zou antwoorden dat er geen zelf is, zou dat alleen maar tot nog meer verwarring leiden bij de vrager want hij zou dan gaan denken’ het schijnt dat het zelf dat ik eerder had, nu niet bestaat’. (SN44.10)

Het punt is volgens mij, dat categorische antwoorden ook niet altijd gepast zijn op vragen. Het vergt gewoon wat verdieping in de leer en in jezelf om de nuances te gaan zien. Je moet wel oppassen, volgens mij, met het idee dat de Boeddha leert dat er geen zelf is. Want, zet dat mensen of jezelf niet op het verkeerde been? Worden we zo niet nihilistisch? Ga je nu je eigen of andermans bestaan opeens ontkennen?  Is er niemand verantwoordelijk voor je daden? Ben je niet meer aanspreekbaar omdat je jezelf ontkent te bestaan? Als het die kant opgaat, gaat het niet de goede kant op natuurlijk.

Boeddha leert in dit kader ook dat iemand toch echt ook erfgenaam is van diens daden, eigenaar…(AN5.57) En dat is toch ook zo? Stel dat jij als puber besluit te gaan roken, dan kun je wel denken, ‘ach, er is toch geen zelf, toch niemand die later de consequenties er van zal ervaren’...nou, dan zit je daar mooi mee als je longkanker krijgt en de last daarvan moet dragen toch?

Zo ook met verschillende levens geven de teksten aan. Als je nu goed doet, zijn de gevolgen later ook goed. Als je nu kwaad doet zijn de gevolgen later ook kwaad. Oogst je niet zelf de gevolgen van je daden? Oke, het bewustzijn dat dit en dat ervaart, is nooit hetzelfde bewustzijn van baby tot bejaarde, van geboorte als mens tot geboorte als deva, etc. maar het is wel allemaal dezelfde stroom, dezelfde onafgebroken continuiteit van lichamelijke en mentale processen. Als je nu denkt: “ach, ik zal toch niet de gevolgen ervaren van mijn daden, want er is toch geen zelf, dan heb je wel een probleem, toch? (zie voorbeeld van roken).

Wat vragen over onszelf aangaat, vind ik MN2 ook wel opvallend. Of het nu vragen zijn over hoe we waren in het verleden, en zullen zijn in de toekomst, maar ook vragen over het heden: ‘besta ik, besta ik niet, wat ben ik en hoe ben ik?’, dit soort vragen wordt behandeld als onjuiste of onwijze aandacht. Waarom? Volgens de sutta leiden dit soort vragen alleen maar tot het ontwikkelen van (onvoordelige) zelfvisies zoals: ‘een zelf bestaat voor mij’; ‘er bestaat geen-zelf voor mij’; ‘ik neem het zelf met het zelf waar’; ‘ik neem niet-zelf met zelf waar’ (die komt denk ik veel voor); ‘ik neem het zelf met niet-zelf waar’; of de visie ’het is dit zelf van mij dat spreekt en voelt en her en der het gevolg van goede en slechten daden ervaart, maar dit zelf van mij is duurzaam, eeuwig, niet onderhevig aan veranderen en het zal tot in de eeuwigheid bestaan’. Ik denk wel dat dit waar is.
De Boeddha noemt dit een wildernis van visies, de keten van visies. Geketend door deze visies is iemand niet vrij van geboorte, verouderen, dood, smart, pijn, die persoon is niet vrij van lijden.

Wat is dan wel gepaste of wijze aandacht? ‘Dit is lijden’, ‘dit is de oorzaak’ ‘dit is de beeindiging van lijden’, ‘dit is de weg die naar die beeindiging leidt’. (MN2)

Elders wordt ook beschreven dat waar vastgehouden wordt aan een zelfvisie daar komt geen einde aan lijden. (MN22§23*).  Elke zelfvisie is volgens mij een soort van gehechtheid.
Stel dat je voor dat je het lichaam niet meer beschouwt als zelf maar het bewustzijn wel, dan is gehechtheid alleen verschoven, etc. MN2 wil denk ik vooral dat aangeven. Het ontwikkelen van andere zelfvisies is alleen maar het verschuiven van gehechtheid.

Misschien is dit allemaal een gezamenlijke bespreking waard in een aparte discussiedraad?

In het volgende hoofdstuk sakkaya ditthi’s, visies over jezelf, beschouwingen van een Ik en mijn.

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 2, Visies of beschouwingen van jezelf of wat jezelf toebehoort, sakkaya ditthi’s

Dat wat geest en mentaliteit en bewustzijn wordt genoemd is moeilijk om hartstochtloos naar te worden omdat lange tijd het gepast leek om het zo te begrijpen: ‘dit is van mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf'. Je kunt nog beter het lichaam aanzien voor jezelf, geeft de sutta aan, want dat kan nog gezien worden 100 jaar te bestaan maar dat wat geest, mentaliteit en bewustzijn wordt genoemd, komt op als 1 ding en eindigt als iets anders, dag en nacht, als een aap die van tak tot tak slingert. (SN12.61)

“Of er nu een Tathagata in de wereld is of niet, er is altijd deze stabiele Dhamma, namelijk dat alle verschijnselen niet-zelf (anatta) zijn. Een Tathagata ontwaakt er aan en legt het uit, onderwijst het, vestigt het”. (AN3.136)

De visie van niet-zelf dient ontwikkeld te worden om afstand te doen van de visie van zelf. (AN6.112)

Een wereldling kan iets aanzien voor een zelf (of jezelf) maar iemand met visie niet. (AN1.270, AN6.93)

Vier soorten vertekening of begoocheling


Visies van jezelf behoort tot 1 van 4 verdraaide manieren van beschouwen, ditthi vipallasa:

a. Duurzaamheid zien in wat vergankelijk is. Dit doet zich eigenlijk bij alles voor waarbij onze verwachting en idee was/is dat het altijd zal duren. Leven, gezondheid, functioneren, bezit, krachten, geluk, roem, mentale staten, relaties etc. Het is allemaal niet duurzaam maar toch kan dat ons verrassen, omdat we het toch in beeld hebben als duurzaam.

b. Plezier/geluk zien in wat lijden is. Dit heeft naar mijn idee vooral te maken met groeiende subtiliteit van geest. Als je geest vrediger wordt en bekoelt, dus als je meer de smaak van Nibbana proeft, ga je bijvoorbeeld iets wat je eerst zag als geluk, zoals opwinding, enthousiasme, zien als lijden. Je gaat dat eerder zien als belasting van geest i.p.v .als iets plezierigs. Zo ben ik wel gaan zien dat wat ik vroeger geluk vond, eigenlijk eerder iets van opwinding en manie was. Nu ervaar ik dat eerder als iets belastends (zonder te oordelen).

c. Aantrekkelijkheid zien in wat onaantrekkelijk is. Dit is volgens mij ook iets wat geleidelijk verandert. Je kunt dingen die je eerst heel aantrekkelijk vond, niet meer aantrekkelijk gaan vinden. Dat kan gaan om dingen of personen of staten van geest of drank en drugs etc. Als je alsmaar ziek wordt van drank, dan wordt drank en dronkenschap onaantrekkelijk. Wat eerst aantrekkelijk was, je verliezen in roes, kan onaantrekkelijk worden. Ook zaken als genot kan onaantrekkelijk worden.
SN12.66 geeft ook aan dat als je datgene in de wereld met een plezierig en aangename aard beschouwt als duurzaam, als geluk, als zelf, als gezond, als veilig, dan koester of voedt je begeerte. In het voeden daarvan wordt lijden gevoed.
Als je dat in de wereld met een plezierig en aangename aard beschouwt als vergankelijk, als lijden, als niet-zelf, als een ziekte, als angstaanjagend doe je afstand van begeerte. Zij zijn vrij van lijden. Dit heeft ook alles weer te maken met lichamelijk en mentaal de last loslaten, de smaak van Nibbana proeven.

d. Een zelf zien in wat niet-zelf (anatta) is. (AN4.49) Dit heeft te maken met dat je zaken aanziet voor jezelf of als iets wat jezelf toebehoort. Dit is onderwerp van dit deel.

Sakkaya ditthi’s zijn visies of beschouwingen van jezelf of wat jezelf toebehoort. Het niveau van visie en beschouwing is wat anders dan het niveau van perceptie van jezelf, in de zin van hoe je het ervaart. Visie en perceptie ligt opvallend vaak uit elkaar. Dat is ook normaal op het Pad en in het leven.
Bijvoorbeeld: vrijwel alle mensen met stoornissen, bijvoorbeeld overdreven angst voor spinnen, weten best dat dit afwijkend is, en irrationeel, maar die beschouwing legt toch geen gewicht in de schaal. Op het niveau van perceptie, van ervaren, blijft men die spin verschrikkelijk eng vinden, ook al weet iemand rationeel best dat dit eigenlijk nergens over gaat.  Op het Pad is er ook zo’n discrepantie.
Zo kun je ook prima zien dat zintuiglijk genot geen geluk is, ook niet waard om na te jagen, laag, ketenend, en toch zit een omgekeerde perceptie nog heel diep in je. Toch ren je achter genot aan en ervaar je genot toch als een geluksmoment. Het is heel normaal dat deze discrepantie er is. Dit valt niemand aan te rekenen. Dit verdwijnt wel als je maar door gaat met beoefening, geven de sutta’s en leraren aan.

Als het om ideeën over onszelf gaat en wat onszelf toebehoort is er ook een verschil tussen beschouwen en beleven. Sakkaya ditthi gaat over beschouwen, dus het niveau van visie. Op dat niveau zit de grofste gehechtheid en obstakels om te vorderen op het Pad van Loslaten.

Het is niet realistisch te denken dat je de zaken die je ervaart al aan het begin van het Pad helemaal niet meer ervaart als ‘Ik’ en ‘mijn’ en al totaal onthecht bent.
Dat is volgens de Pali overlevering ook niet de betekenis van stroom-intrede. Het is meer dat je visie op dit vlak helemaal verandert is maar nog niet je beleving.
Maar het is wel nodig om het niveau van visie en beschouwen eerst stappen te maken want als je het lichamelijke en mentale, uiterlijk en innerlijk, grof en subtiel, blijft beschouwen als jezelf (Ik) of wat je toebehoort (mijn), dat hou je dat vast, en blokkeer je je ontwikkeling richting onthechting en loslaten. Hoe kun je iets loslaten als je dat beschouwt als jezelf of wat jezelf toebehoort? Als iemand werkelijk gelooft, bijvoorbeeld, dat je zonder angst niet jezelf bent of een volledig mens, dan kun je wel zien dat door zo’n visie, iemand dat ook koestert en vasthoudt. Daarom wordt denk ik sakkaya ditthi ook behandeld als een hele belangrijke keten om te verbreken.

In de volgende post info over wat sakkaya ditthi’s zijn en hoe ze ontstaan.
« Laatst bewerkt op: 06-04-2021 15:13 door the innerspace »

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 2, Sakkaya ditthi’s, Wat zijn sakkaya ditthi’s, Hoe ontstaan ze? Wat is hun rol bij hechten en lijden?

In o.a. MN44 wordt beschreven hoe deze visies van jezelf en wat je toebehoort ontstaan.

1. Je beschouwt bijvoorbeeld op enig moment rupa (bijvoorbeeld het lichaam) als jezelf. Dit is een situatie van volledige identificatie.

2. Je beschouwt het lichaam als iets wat jezelf toebehoort. Je beschouwt je als de bezitter van het lichaam. Het lichaam is van-mij, mijn-maken wordt dit genoemd.

Deze twee manieren van beschouwen komen het meest aan bod in de sutta’s. Ik denk ook dat ze het meest geïnternaliseerd zijn.

3. Je beschouwt het lichaam als iets wat je in jezelf ervaart. Wat zich als beleving in je voordoet. Vaak beschouw je dan, volgens mij, het lichamelijke wat je ervaart als niet-zelf maar de basis waarin dat lichaamsbesef ontstaat en bestaat, beschouw je dan als jezelf.

4. Je beschouwt jezelf als in het lichaam opgenomen. Ik denk dat dit zou kunnen verwijzen naar een materialistische visie waarbij je jezelf ziet als een emergerend mentaal verschijnsel van  materiele hersenprocessen. Het brein produceert jou.

Dit zijn zeg maar de vier standaard zelfvisies die worden beschreven. Op dezelfde manier kun je de mentale aspecten beschouwen. Je kunt zo ook gevoelens beschouwen, gedachten, intenties, emoties etc. Kortom: ook vedana, sanna, sankhara’s en vinnana kun je zo beschouwen.

Dus in totaal worden er 20 sakkaya ditthi’s genoemd, de besproken vier soorten in relatie tot de 5 khandha’s. Het zijn dus zelfvisies in relatie tot het materiële en mentale domein, intern en extern, grof en subtiel.

Het hoeft niet perse iets interns te zijn, volgens mij. Je kunt ook externe materie (bezit) of andere personen beschouwen als iets wat jezelf toebehoort. Je kunt je er waarschijnlijk zelfs voor een groot deel ook mee identificeren, bijvoorbeeld met een land of streek. Bij sommige mensen is dat ook sterk ‘Ik ben een Fries’, ‘Amerikaan’ etc. Voor iemand kan dat heel belangrijk zijn. En dat merk je dan ook natuurlijk.

‘Dit is van-mij’ of ‘mijn’…(etma mama), wordt ‘mijn-maken’ genoemd. Het is de greep van begeerte (tanhagaha). ‘Dit ben Ik’ (eso ‘ham asmi) is de greep van verbeelding (managaha).
‘Dit is mijn zelf” (eso me atta) wordt Ik-maken genoemd en is de greep van visies (ditthigaha).
Greep verwijst hier natuurlijk naar hoe geest zo gehecht raakt, in de greep.

De sutta’s geven ook aan dat sakkaya ditthi ook een formatie is. Het is een mentale formatie om jezelf op een bepaalde actuele manier te gaan beschouwen. Hoe ontstaat deze formatie? “Wanneer een niet geïnstrueerd persoon contact voelt met een gevoel geboren uit onwetendheid-contact, ontstaat begeerte (tanha), daar vandaan wordt die formatie geboren. (SN22.81)
Dus ook dit beschouwen van onszelf, deze zelfvisies, wortelen in tanha en onwetendheid.

Sakkaya ditthi, Hechten via beschouwingen van jezelf of wat jezelf toebehoort


De 20 soorten sakkaya ditthi’s zijn een vorm van hechten. (SN22.7/8(1))

Hoe kan het ook anders? Als je iets aanziet voor jezelf of als je vindt dat het materiële of mentale jezelf toebehoort. Als je boosheid, stel, aanziet voor jezelf of als iets wat jezelf toebehoort (van-mij) dan hou je dat natuurlijk vast. Als je ideeën hebt als ‘zonder angst, zonder verlangen naar genot, zonder ego, zonder, dit of dat, ben ik niet mezelf, dan hou je dat natuurlijk vast.

De sutta’s geven aan dat als je iets beschouwt als jezelf of als iets wat jezelf toebehoort (bijvoorbeeld een gezond lichaam, kracht, geluk), en er verandert wat op dit vlak, dan raak je aangedaan. Het is hechten via beschouwing: ‘dit is van-mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'. (SN22.1, SN22.8(2), SN38.12, SN45.173)

De kern van deze beschouwingen is dat er een soort obsessie is met de volgende gedachten:  ‘Ik ben rupa, rupa is van-mij’  Idem met vedana, sanna, sankhara of vinnana. Dus de visie dat je bent wat je ervaart of dat wat je ervaart van-jou is, je toebehoort. Dat zijn denk ik de voornaamste. Deze visies worden ook het meest besproken in de sutta’s.

Het is niet moeilijk in te zien dat als we iets aanzien voor onszelf of wat onszelf toebehoort, dat we het vasthouden en zo willen handhaven. Maar het is ook niet moeilijk in te zien dat dit helemaal niet kan. Zowel op lichamelijk als mentaal vlak is alles veranderlijk, instabiel, en kunnen we zaken niet handhaven zoals we willen.
Als we dit wel willen, zadelen we onszelf op met een lijdenslast. Hoe sterker we ons identificeren met wat we ervaren of dat zien als iets wat ons toebehoort, hoe meer aangedaan we raken als er wat verandert op dit vlak. (SN22.8(1+2)).
Zo is sakkaya ditthi een keten en verbonden met lijden.

Talloze sutta’s benadrukken dus ook dat we op dit vlak van beschouwen, van visie, ditthi, een inspanning moeten leveren om het anders te gaan leren zien. Deze keten is sterk in iedereen. Om deze lijdenslast te verminderen en zelfs te elimineren moeten we hier iets aan doen.

Als sakkaya ditthi verdwenen is (dat kenmerkt de eerste vrucht van sotapanna, stroom-intrede) zijn die beschouwingen verdwenen en ben je niet meer zo mentaal aangedaan als er iets verandert op het vlak van lichaam en geest (SN22.1). Maar je bent nog niet volledig onthecht van rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana  want gehechtheid is er niet alleen via visie, maar ook via verbeelding (deel 3). Het is meer dat je realistischer bent geworden. Een stuk ontnuchterd.

Op het vlak van visie dienen we dus rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana niet meer te beschouwen als onszelf of als iets wat onszelf toebehoort. Maar ook niet dat je zelf er los van bent of in bent opgenomen.

Hoe je dit nou voor elkaar krijgt, is onderwerp van de volgende post.
« Laatst bewerkt op: 07-04-2021 11:50 door the innerspace »

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 2, Vervolg, Het eindigen van visies van jezelf of wat jezelf toebehoort, sakkaya ditthi’s

In de vorige post is besproken wat sakkaya ditthi’s zijn en hoe ze in relatie staan tot gehechtheid en lijden. Het is de eerste keten te verbreken op het Pad naar Bevrijding.

Hoe krijg je dit nu voor elkaar?

In de sutta’s zie ik de lijn dat je er gevoel voor moet krijgen dat de manier waarop je zaken nu beschouwt niet vruchtbaar is of gepast, niet heilzaam en niet waarachtig en leed veroorzaakt. De sutta’s gebruiken vaak deze formule: Wat vergankelijk is, lijden en onderhevig aan verandering, is niet geschikt om zo te worden te beschouwd: ‘dit is van-mij, dit ben ik, dit is mijn zelf’. (SN18.1, MN22§26)
Wat niet van-jou is, moet je afstand van doen. Van rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana. Dit zal voor lange tijd leiden tot je welzijn en geluk. (MN22§41)

Hoe zit dit dan? Hoezo is het niet geschikt? Hoe kunnen we zien dat we zaken op een verkeerde manier beschouwen?

Ik zie de sutta’s o.a. redeneringen gebruiken, zoals: Als iets wat ontstaat, zoals een aangenaam gevoel, gedachten, verlangens, bepaalde emoties o.i.d. werkelijk jezelf zou zijn, en dat gevoel, die gedachten en dat verlangen of die emotie verdwijnt, verdwijn je dan zelf? Nee. Dus waarom beschouwen we het dan eigenlijk als onszelf? Dit is niet gepast en waarachtig. (MN148§10, DN15§28)

Ook wordt de redenering gebruikt dat als iets jezelf zou zijn, dan leidt dat niet tot aangedaanheid of lijden, en zou je dat ook naar wens moeten kunnen veranderen. Als je bijvoorbeeld het lichaam bent, stel, waarom gehoorzaamt het dan niet aan wat je wilt? Je bent dat toch? Hoe kun je iets wat zo aan je eigen directe controle ontsnapt, zijn? Hetzelfde met de mentale aspecten van ons leven. Als je geluk bent, stel, waarom ben je dan niet altijd moeiteloos gelukkig? Waarom zouden we ons identificeren met een bepaalde staat van geest, met bepaalde neigingen etc., als dat alles veranderlijk is en komt en gaat? Is iets wat komt en gaat werkelijk gepast om te beschouwen als jezelf, als 'dit ben Ik', 'dit is van-mij'?  (SN22.59, MN35).

Vaak ook zien of beschouwen we iets als ons bezit, van-mij (intern of extern), als iets wat ons toebehoort (mijn-maken). Ook dit dienen we anders te leren zien om deze keten van sakkaya ditthi te verbreken.  Als iets je bezit zou zijn of je toebehoort, dan zou je het toch niet moeten kunnen verliezen? Is gezondheid echt iets wat je kunt bezitten?  Kun je geluk echt bezitten? Behoort het je echt ooit toe? Kun je zaken wel echt bezitten? Is er wel iets wat ons echt toebehoort of denken we dat?

Als je iemand zou zien die hooi en takken verzamelt om te gaan verbranden, zou je dan denken: ‘mensen verzamelen mij en gaan mij verbranden’? Nee, natuurlijk niet. Net zo, zegt de Boeddha in de sutta, dienen we de zintuigen, dat wat ze waarnemen (vormen, geuren, klanken etc.), het zintuiglijk bewustzijn (de zes), het zintuiglijk contact en de gevoelens die ontstaan bij zintuiglijk contact, zo te leren zien, als : ‘niet van-mij’. Doe er afstand van. Wanneer je er afstand van hebt gedaan, leidt het tot je welzijn en geluk. (SN35.101/138, MN22)

De lichamelijke en mentale aspecten van ons leven, innerlijk en uiterlijk, grof en subtiel, verleden, heden en toekomst, dus leren zien als: ‘dit is niet-van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf’’. Eigenlijk omgekeerd aan wat we nu gewend zijn te doen.

Als je de zintuigen, wat ze waarnemen (vormen, geuren, geluiden etc.), het zintuiglijk bewustzijn, het zintuiglijk contact en de gevoelens die ontstaan bij zintuiglijk contact ziet en kent als vergankelijk dan wordt afstand gedaan van verkeerde visie, van sakkaya ditthi, en van visie van zelf. (SN35.165-167)
Ik leg dit zo uit dat een groeiend ‘gevoel’ voor de vergankelijkheid van formaties, hun voortdurend komen en gaan, gepaard gaat met het groeiend inzicht dat je die formaties niet bent en niet toebehoren aan jezelf. Het Ik-karakter van die lichamelijke en mentale formaties gaat er geleidelijk wat vanaf, zeg maar.
Het einde van sakkaya ditthi betekent echter niet dat die perceptie helemaal weg is (zie verder).

Zie formaties (alle geconditioneerde verschijnselen) als wezensvreemd (ander), als lijden, niet als zelf…(SN8.4)

Sakkaya ditthi’s eindigen dus door rupa, vedana, sanna, sankhara, en vinnana niet meer te beschouwen als jezelf of als iets wat jezelf toebehoort. Beschouw het als: 'dit is niet van-mij, dit ben Ik niet, dit is niet mijn zelf'. In de sutta’s zie ik een lijn dat de Boeddha hiervoor ook argumenten geeft en dat je als beoefenaar ook moet zien dat het niet alleen maar een truc is. Je moet er daarna via de praktijk van directe kennis, van direct zien, meer en meer gevoel voor krijgen. Gevoel voor het vergankelijke karakter van alle formaties, voor het komen en gaan van emoties, neigingen, lichamelijke sensaties, gedachten, verlangens etc. Dat stabiliseert de visie van niet-zelf.

Sakkaya ditthi is de eerste keten die we moeten verbreken op Pad naar bevrijding. De vrucht van stroom-intrede is dan gerealiseerd. En is dat niet begrijpelijk dat we hier eerst afstand van moeten doen? Immers, als je iets blijft beschouwen als jezelf of als iets wat jezelf toebehoort, ga je daar dan ooit afstand van doen? Van boosheid, agressie, haat, hebzucht, zintuiglijk verlangen, ego-perceptie, het lichaam, etc? Hou je dan niet alles vast als je dat blijft zien als jezelf of iets wat jezelf toebehoort? Ben je daar dan niet altijd erg in betrokken ook?

De teksten beschrijven eigenlijk dat het een gewenning is geweest over eindeloos veel levens om het lichamelijke en alle mentale aspecten van ons leven te gaan beschouwen als: 'dit is van-mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf'. Dat heeft geleid tot gehechtheid en lijden. Om dit patroon te doorbreken moet we het lichamelijk en mentale precies omgekeerd gaan beschouwen: 'dit is niet van-mij, dit ben Ik niet, die is niet mijn zelf'.

Ik vind het zelf een belangrijke les dat de beëindiging van sakkaya ditthi bij stroom-intrede, echter niet betekent dat je nu volledig onthecht bent. Het is geen arahantschap. De perceptie of diepe beleving dat het lichamelijke en mentale van jou-is en jezelf is, blijft nog lang gehandhaafd. En dat komt omdat er niet alleen een gehechtheid is via beschouwing, maar ook op een diepere manier via verbeelding en perceptie. In het komende deel 3 en de volgende post wordt deze nog subtielere en diepere vorm van gehechtheid beschreven, hechten via de verbeelding ‘Ik ben’, het verlangen ‘Ik ben’ en de onderliggende neiging ‘Ik ben’ (asmi mana).

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 3, Asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’ in relatie tot de materiële en mentale aspecten van ons leven, Inleiding

-Welk ene ding moet afstand van worden gedaan? Ego-verbeelding (asmi-mana). (DN34§2.1)
(Walshe, vertaler van DN, vertaalt asmi-mana als ego-conceit)

Er wordt onderwezen dat vertekening (begoocheling) plaatsvindt op drie vlakken: op het vlak van visie of beschouwen, op het vlak van hoe we zaken beleven/perceptie,  en in hoe dit uitwerkt in gedrag. Respectievelijk: ditthi vipallasa, sanna vipallasa en citta vipallasa.

Het eerder behandelde sakkaya ditthi betreft ditthi vipallasa, dus vertekening of verdraaiing op het vlak van visie, van beschouwen. Er is ook vertekening op het vlak van hoe je zaken beleeft, sanna vipallasa. Dit is minder conceptueel en dieper van aard wordt gezegd.

In de praktijk kan beschouwing en perceptie wel uit elkaar liggen. Je kunt bijvoorbeeld best zien en begrijpen dat zintuiglijk genot geen geluk is, en dat het geen zin heeft je geluk en heil er in te zoeken, sterker, dat dit nadelig voor jezelf uitpakt als je die neiging alsmaar volgt. Op een conceptuele manier kun je dat best zien en weten. Maar toch loop je weer naar de koelkast voor wat lekkers ter troost. Het zit toch diep in je. Je perceptie is toch nog dat het je gelukkig maakt en goed is, al kun je best weten dat dit onzin is.

Dit verschil is er ook op het vlak van identiteit. Je kunt best zien en begrijpen, op een conceptuele wijze, dat het niet zinvol is, niet waarachtig en niet wijs om de veranderlijke lichamelijke of mentale aspecten te beschouwen als jezelf of als iets wat jezelf toebehoort. Je kunt zien en begrijpen dat zo'n beschouwing leed veroorzaakt en dat het niet gepast is. Als je dit echt geïnternaliseerd hebt is een stuk gehechtheid verdwenen, maar ondertussen is het nog altijd niet volledig je perceptie dat je niet de materiele en mentale aspecten bent of die je toebehoren. Er is nog geen volledige onthechting. Dit is te wijten aan een nog resterende verbeelding 'Ik ben', een verlangens 'Ik ben', een neiging 'Ik ben' in relatie tot die materiële en mentale aspecten van het leven.

Dit is onderwerp van onder meer SN22.89. Zelfs als iemand met betrekking tot de materiële en alle mentale aspecten niks meer beschouwt als jezelf of wat jezelf toebehoort, dan is dat toch nog ergens altijd wel iemands perceptie. Al is dat niet meer zo sterk als wanneer er nog sakkaya ditthi is, maar er is toch nog wel gehechtheid. Dit komt omdat er in de geest nog een eigenwaan ‘Ik ben’, een verlangen ‘Ik ben’ en een onderliggende neiging ‘Ik ben’ is in relatie tot het materiele en de mentale aspecten. Op die manier is er dan altijd nog sprake van een gehechtheid aan die lichamelijke en mentale aspecten (zie verder).

In de sutta wordt het voorbeeld gebruikt van wasgoed dat lang na wassen nog de geur van het wasmiddel heeft. Zo heeft ook de geest door eindeloos lang wassen,- d.w.z. hechten via de beschouwing ‘dit is van-mij, dit ben Ik, dit is mijn-zelf’- een indringende geur van ‘Ik ben’ ontwikkeld in relatie tot waar het aan hecht. Je hebt je, zeg maar, al heel lang aan het materiële en mentale gespiegeld, in de zin van:  ‘Ik voel iets of ben iets gewaar, dus ‘Ik ben’’ en vice versa. ‘Ik denk, dus ‘Ik ben’’. ‘Er zijn emoties, dus ‘Ik ben’. ‘Ik heb meningen en visies, dus ‘Ik ben’. Dat soort spiegelen. Niet dat je dat bewust doet maar het is een sterke gewenning in de geest, een diepe neiging om je eigen bestaan ‘Ik ben’ af te meten aan rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana en vice versa. 

Je kunt wel nagaan dat deze neiging bestaat, en dat dit een vorm van gehechtheid is. Immers, als eigenlijk je perceptie van ‘Ik ben/Ik besta’ afhankelijk is van denken of van het ervaren van een lichaam, of van meningen hebben, gevoelens hebben etc. dan hou je dat natuurlijk in de lucht en dus vast. Je doet er geen afstand van. Je kunt ook wel nagaan dat er dan een verlangen is om die zaken in de lucht te houden, zoals emoties, meningen, gedachten etc. omdat je voor je eigen gevoel dan jezelf in de lucht houdt. Wie herkent dat niet? Is discussie en al die twistgesprekken vaak ook niet alleen maar een manier om jezelf in de lucht te houden? Dan heb je het gevoel ‘Ik ben of Ik besta’. Je voelt je levend.  'Ik heb een mening' dus 'Ik besta'. 'Ik heb een willetje, dus 'Ik ben'.

Er is dus ook een verbeelding ‘Ik ben’, een verlangen naar ‘Ik ben’ en een onderliggend neiging tot ‘Ik ben’. Deze is gekoppeld aan de mana-anusaya. Dit is een subtiele en zeer sterke vorm van gehechtheid die volgens het onderricht nog best lang aanhoudt (het verdwijnen er van markeert arahantschap). Zelfs wanneer je dus al niet meer het lichamelijke en mentale beschouwt als jezelf of als iets wat jezelf toebehoort is dat toch nog niet volledig je perceptie. Daarom is het einde van sakkaya ditthi nog geen volledige onthechting.

Ik denk dat asmi man, deze verbeelding ‘Ik ben’ het meest datgene nadert wat wij Ego-perceptie noemen. Een zeer diepe wortel in onze geest die ieders leven erg beheerst natuurlijk en waardoor er ook gehechtheid is. De sutta’s behandelen deze asmi mana, de verbeelding, het verlangen en de neiging ‘Ik ben’, als één van de diepste wortels van bezoedeling, weliswaar bijkomstig, iets wat kan eindigen en dus niet inherent is aan de geest. Het eindigen van asmi mana zou een enorme gelukzaligheid met zich meebrengen, een zware last valt weg, volgens de sutta’s.

In dit deel dus meer informatie over asmi mana  vanuit de sutta-pitaka. Hoe het ontstaat, hoe het eindigt. Wat de effecten zijn als het eindigt.

Maar eerst lijkt het me goed de ego-verbeelding te bespreken in relatie tot de zogenaamde acht wereldlijke condities of motieven. Daarin herkennen wij waarschijnlijk het meest het ego, en het ego-centrisch leven.
Dit komt eerst aan bod in de volgende post.
« Laatst bewerkt op: 09-04-2021 11:08 door the innerspace »

Offline ik

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 3094
Re: De kwestie van zelf, niet-zelf en geen zelf in de Sutta-Pitaka
« Reactie #7 Gepost op: 09-04-2021 18:03 »
mooi gecomponeerd
het beschouwen waard

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 3, Asmi mana, Ego-verbeelding en de acht wereldlijke condities of motieven.

De acht wereldlijke condities draaien om de wereld en de wereld draait om de acht wereldlijke condities zeggen de teksten. Wat zijn de acht wereldlijke condities?

Winst-Verlies; Roem-Schande; Blaam-Lof; Pijn-Plezier

Het ene najagend, het andere vermijdend.
Acht wereldlijke condities (loka-dhamma): (aan)winst en verlies, roem en schande, blaam en geprezen worden of lof, plezier en pijn. (DN33§3.1)

De wereld draait er om en het is wel in te zien, denk ik, dat deze condities ook erg draaien om een ego of ‘Ik ben’ perceptie en verlangen. Ik wil geen pijn, ik wil plezier, Ik wil eer, ik wil geprezen worden, ik wil geen kritiek, geen schande.

SN17 gaat helemaal over deze acht condities en de obsessie van de geest met aanwinsten, eer, lofprijzingen. De sutta’s maken duidelijk hoe je gemakkelijk tot wandaden overgaat als je helemaal geobsedeerd bent door naam maken, faam, lof, etc. Klopt goed, vind ik.
Je gaat makkelijk over morele grenzen heen als het je gaat om roem, om bekendheid, naam en faam, lof. Dan moet het geweten maar even wijken, toch?

De geest niet laten beheersen door de acht condities of motieven

De Boeddha in de Pali overlevering behandelt deze acht wereldlijk condities in de sutta’s als angstaanjagende zaken, bitter, verachtelijk, belemmerend om bevrijding te realiseren. Daarom, train je in het afstand doen er van, en het niet toestaan dat de geest er door geobsedeerd wordt, zegt een sutta. (SN17.1)

Aanwinsten, eer, lof is als het aas aan de haak. Het is erg verleidelijk, maar als je er eenmaal in bijt, ben je de klos. De visser is Mara. Het aas aan de haak is een aanduiding voor aanwinsten, eer en lof. Als je je in die aanwinsten, eer, en lofprijzingen verheugt, heb je de haak al ingeslikt. (SN17.2)
Het is als een giftige pijl. (SN17.7) Voor andere voorbeelden zie SN17.7-37.

Devadatta was zelfs zo geobsedeerd door eer en aanzien dat hij een schisma veroorzaakte in de Sangha en eigenlijk vond dat ie beter was dan de Boeddha. (SN17.31)

Wie herkent niet dat lof, roem, eer, macht, aanzien, je ook snel naar het hoofd stijgt?
Als je zo bang voor gezichtsverlies, is een leugen dan niet snel gemaakt? Is het niet waar dat het niet bepaald het beste in je boven haalt?

De wereld draait om de acht condities, en de acht condities draaien om de wereld. De mens is er altijd maar mee bezig. Als je beseft hoe de wereld nou eenmaal werkt, ben je niet meer zo aangedaan. (AN4.192)

Een wijs iemand ziet dit allemaal. Als wenselijk condities zich voordoen (als er lof, eer, aanzien, winsten etc. is)  winden die hem niet op. Bij ongewenste condities ervaart de wijze geen weerzin. Die heeft afstand gedaan van aantrekken en afstoten. Hij kent de stofloze smartvrije staat, en begrijpt het op de juiste wijze en heeft bestaan overstegen. (AN8.5)

Kortom, heeft al die ego-doelen doorzien, die het aantrekken en afstoten, het ego-centrisch leven op gang houden.

Het grootste verschil tussen een niet-geïnstrueerd wereldlijk persoon (zo noemen de sutta’s het) en een edele leerling van de Boeddha is dat de eerste niet beseft dat deze acht condities echt vergankelijk zijn, lijden en onderhevig aan verandering. Daarom is er constant dit aantrekken en dat afstoten en het wordt allemaal als erg belangrijk ervaren. Daarom is ie niet bevrijd van geboorte, verouderen en dood, van smart, geweeklaag, pijn, doodsangst.
De geïnstrueerde edele leerling is echter wel diep doordrongen van het vergankelijke, leedvolle en veranderlijke karakter van deze acht condities, (aan)winst en verlies, roem en schande, blaam en geprezen worden of lof, plezier en pijn. Hij/zij voelt zich niet aangetrokken door het één noch afgestoten door het ander. Die persoon is vrij van lijden. (AN8.6)

Een wijs iemand is dus hetzelfde bij lof of blaam, bij plezier en pijn, bij winst of verlies, bij roem of schande. Ziet de betrekkelijkheid, de tijdelijkheid, de vergankelijkheid er van in. In diens leven staat dat niet meer centraal. Die is voorbij aantrekken en afstoten.

Wanneer je dus de perceptie van vergankelijkheid stevig ontwikkelt en cultiveert, verliezen zaken als aanwinsten, eer en lof hun bekoring. (AN7.49)

Dit was betreft de acht wereldlijke condities die de wereld en een egocentrisch leven draaiende houden en geen einde maken aan gehechtheid en lijden. In de volgende posten wordt aan de hand van de sutta’s nader ingegaan op de ‘Ik ben’-verbeelding (asmi mana) of deze ego-perceptie, verlangen en neiging die een sterke keten is, belastend, moeilijk te doorbreken,  maar niet onmogelijk te doorbreken, volgens de sutta’s.
« Laatst bewerkt op: 10-04-2021 11:24 door the innerspace »

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 3, Asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’ in relatie tot de lichamelijk en mentale aspecten van het leven, vervolg

Er zijn visies van jezelf en wat jezelf toebehoort, sakkaya ditthi’s. Bijvoorbeeld je beschouwt het lichaam als jezelf of wat jezelf toebehoort. Of je beschouwt een bepaalde emotie die opkomt als jezelf of iets wat jezelf toebehoort. Het is wel duidelijk dat je er dan innig bij betrokken bent, en geen afstand van doet. Sakkaya ditthi is de eerste keten om te verbreken. Dit was onderwerp van deel 2.

Ook op een andere, nog diepere manier, is er gehechtheid aan het ervarene, namelijk, via verbeelding, de mana anusaya. Deze gehechtheid lijkt er zo uit te zien dat je eigenlijk je gevoel van bestaan, 'Ik ben', ontleent aan wat je ervaart en vice versa. Bijvoorbeeld, er is boosheid en dat geeft je een gevoel van ‘Ik besta/Ik ben’. Soms tref je ook mensen aan die zijn alsmaar boos en verontwaardigd o.i.d. alsof ze het zo beleven dat ze anders niet bestaan.

Als voor je eigen gevoel je bestaan zo afhankelijk is van dit of dat ervaren, dan hou je dat natuurlijk vast en in de lucht. Dan is het ook bedreigend wanneer dit zou stoppen. Toen ik begon met meditatie heb ik dit zelf wel wat ervaren met gedachten. Ik vond het maar eng dat gedachten stopten. Ik had er een onbestemd gevoel bij. Nu veel minder. 
Er is een vreemd soort spiegelen gaande. Je herkent je in de spiegelbeelden zeg maar, dus in wat de geest je voorspiegelt. Daar zit op een diep niveau je besef  ‘Ik ben’ aan gekoppeld. Het kan een onbestemd of onveilig gevoel geven als de spiegelbeelden verdwijnen uit de spiegel. Ik merk dit tenminste wel. Ik zie het zo we hier meer wijsheid in dienen te ontwikkelen.

Wat zeggen de sutta’s over de verbeelding ‘Ik ben’, over het verlangen 'Ik ben' en de neiging 'Ik ben' (asmi mana)? 

‘Ik ben’ is een verbeelding, een verstoring, hartklopping, proliferatie, een betrokkenheid bij verbeelding. (SN35.248)

‘Ik ben’ is een betrokkenheid bij verbeelding, ‘Ik ben dit’; ‘Ik zal zijn’; ‘Ik zal niet zijn’; ‘Ik zal bestaan uit vorm’; ‘Ik zal vormloos zijn’;‘Ik zal waarnemend zijn’; ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’; ‘Ik zal noch waarnemend noch niet-waarnemend zijn’, is betrokkenheid bij verbeelding.
Betrokkenheid bij verbeelding is een ziekte, gezwel, pijl. Daarom dien je je te trainen te verblijven met een geest waarin verbeelding neergehaald is. (SN35.248)

Ik zie dit niet als een veroordeling van verbeelding maar eerder als een aanwijzing dat lijden en diens beëindiging heel sterk gekoppeld is aan voorstellingen van jezelf, het verbeelde zelf aanzien voor je ware zelf.  Daar herken ik me tenminste wel in. De Dhamma wijst mijns inziens naar het onverbeelde, misschien mag je zeggen, naar de lege spiegel ipv de spiegelbeelden.

Je dient jezelf zo te trainen: ‘Er zal geen Ik-maken, mijn-maken en onderliggende neiging tot verbeelding meer zijn met betrekking tot dit bewuste lichaam; m.b.t. alle externe objecten. We zullen die bevrijding van geest binnengaan, bevrijding door wijsheid, waardoor er geen Ik-maken, mijn-maken en onderliggende neiging meer is voor iemand die er in binnengaat en er in verblijft. Dan heb je alle begeerte afgesneden, de ketens doorgesneden, en door volledig door verbeelding te zijn heen gebroken, maak je een einde aan lijden. (AN3.33)

Verbeelding is als een getijde en je moet je niet laten overspoelen door verbeelding. ‘Ik ben’ is een verbeelding, ‘Ik ben dit’ is een verbeelding, ‘Ik zal zijn’ is een verbeelding; ’Ik zal niet zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal vorm bezitten’ is een verbeelding; ‘Ik zal vormloos zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal waarnemend zijn’, is een verbeelding; ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal noch waarnemend, noch niet waarnemend zijn’ is een verbeelding. Verbeelding is een ziekte, een gezwel, en dient overwonnen te worden. Dan is men een vredige wijze. (MN140§31)

De verbeelding ‘Ik ben’ is als het ware de hoofdwortel op basis waarvan allerlei verdere beelden over onszelf tot leven komen en zich vermeerderen. Mentale proliferatie, papanca. Als de notie ‘Ik ben’ er niet is, ontstaan al die andere beelden over jezelf ook niet. De teksten zeggen dan dat iemand niet uitwasemt of dampt en niet herkauwt. (AN4.200)

Een ander voorbeeld van het soort verbeelden dat gebeurt op basis van de wortel ‘Ik ben’ en begeerte is ook het drievoudig verbeelden: ‘Ik ben superieur aan anderen’, ‘Ik ben inferieur aan anderen’ en ‘Ik ben gelijk aan anderen’. (DN33§1.10)
Een wijze voelt zich niet beter, minder of gelijk aan anderen. (AN4.185)
Dit betekent trouwens niet dat er volgens het onderricht geen onderscheid zou zijn tussen wezens en mensen.

In de volgende post meer informatie over hoe asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’ ontstaat en de relatie met lijden.
« Laatst bewerkt op: 11-04-2021 11:42 door the innerspace »

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 3, Asmi mana, Hoe ontstaat de verbeelding 'Ik ben'?
« Reactie #10 Gepost op: 12-04-2021 12:05 »
Deel 3, Asmi mana, Hoe ontstaat asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’, het verlangen ‘Ik ben’ en de neiging ‘Ik ben’?

De sutta’s geven aan dat zelfs een niet geïnstrueerd persoon zich kan bevrijden van het lichaam, omdat ie groei en afname ziet en hartstochtloos kan worden ten opzichte van het lichaam. Maar dat wat geest, mentaliteit en bewustzijn wordt genoemd, zeg maar de mentale aspecten van bestaan, dat ligt veel lastiger. Dit komt omdat die mentale aspecten al lange tijd geschikt worden bevonden om zo te worden gezien: ‘dit is van-mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf’. Hierdoor is het voor ons heel lastig om zonder hartstocht te zijn ten aanzien van deze mentale aspecten en ons er zo van te bevrijden. We willen er altijd iets van en mee.  (SN12.61).

Doordat deze beschouwingswijze al zo lang bestaat is er ook een verbeelding ‘Ik ben’, een verlangen ‘Ik ben’ en een neiging ‘Ik ben’ ontstaan met betrekking tot de materiele en mentale aspecten van het leven. We herkennen ons er in zeg maar. We spiegelen ons bestaan 'Ik ben' er aan af.

Zonder hechten doet de verbeelding ‘Ik ben’ zich niet voor. Hechten waaraan? Aan rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana. Als een persoon, jong en dol op sieraden, zichzelf aankijkt in de spiegel, is dat met gehechtheid en niet zonder gehechtheid. Zo doet ook door gehechtheid aan rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana de notie ‘Ik ben’ zich voor. (SN22.83)

De drie vormen van eigenwaan of verbeelding (superieur, inferieur, gelijk) ontstaan door gehechtheid  en niet zonder te hechten aan het oog, oor, neus, mond/tong, lichaam en geest. (SN35.108)

Je ziet en beleeft het materiële en mentale als: ‘dit is van mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf.’

“Wanneer de niet geïnstrueerde wereldlijke persoon in contact komt met een gevoel (gewaarwording) geboren uit onwetendheid-contact, (wanneer dus nog het element van onwetendheid aanwezig is en nog geen ware kennis), dan doet ‘Ik ben’ zich aan hem voor; ‘Ik ben dit’ doet zich aan hem voor; ‘Ik zal zijn’ en ‘Ik zal niet zijn’, en ‘Ik zal uit vorm bestaan’ en ‘Ik zal vormloos zijn’ en ‘Ik zal waarnemend zijn’ en ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’ en ‘Ik zal noch-waarnemend noch niet-waarnemend zijn’- deze doen zich aan hem voor.”
Als de edele leerling echter afstand doet van onwetendheid en ware kennis opwekt, dan, met het vervagen van onwetendheid en ontstaan van ware kennis, doet dit zich niet meer aan hem voor. (SN22.47).

Ik neig dit zelf zo te begrijpen dat er in contact met de wereld in dat laatste geval geen verbeeld-zelf-perceptie meer ontstaat in relatie tot wat wordt ervaren. Dus het ervarene wordt niet meer gezien en beleeft als: ‘dit is van-mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf’ maar wel als, ‘dit is rupa, dit diens ontstaan, dit diens beëindiging. Dit is vedana...sanna…sankhara…en dit is vinnana, dit diens ontstaan, dit diens beëindiging’. Er is geen Ik en mijn-maken meer.

We spiegelen onbewust ons bestaan, ‘Ik ben’, af aan wat de geest ons voorspiegelt en vice versa. En dat is natuurlijk best een hele heftige vorm van gehechtheid. Stel je voor dat je echt gelooft: ‘Er zijn gedachten, dus ‘Ik ben’ en vice versa, dan hou je natuurlijk het gedachteproces in de lucht omdat je anders bij het wegvallen van gedachten, het onbestemde gevoel hebt dat je zelf niet in de lucht bent. Zo ook met emoties. Plannen of meningen, of wat dan ook voorwaardelijke ontstaat. Het kan ook gaan om werk wat je doet en de status die dit geeft, de hulp die je geeft aan anderen. Je kunt volgens mij aan heel veel dingen je bestaan ‘Ik ben’ afmeten.

Zo kun je wel zien hoe diep asmi mana verbonden is met begeerte en gehechtheid, en natuurlijk ook met begoocheling, want besta je niet als je niet werkt, als er even geen plannen zijn, geen gedachten, geen lichaamsbesef, geen visies en meningen? Toch, er is een sterke verbeelding ‘Ik ben’, een sterk verlangen ook naar ‘Ik ben’ en een sterke neiging tot ‘Ik ben’. Ergens willen we allemaal maar dolgraag iets of iemand voorstellen, toch? Is dat niet een sterke neiging?
Het is lastig om werk te verliezen, niet alleen financieel, maar het is alsof je dan niemand meer bent, niks meer voorstelt. Er is een krachtige neiging iets of iemand te willen voorstellen.
Ik heb zelf het gevoel dat de Ander (of gezelschap) dit ook ontlokt. En de natuur is zo therapeutisch omdat je even niks en niemand hoeft voor te stellen. Er valt dan een hele last van je af, vind ik.

Bij bevrijding ben je niet alleen van begeerte verlost maar ook door de verbeelding ‘Ik ben’ heen gebroken en de last die asmi mana met zich meebrengt.  (SN36.3). Over wat dit betekent later meer.

“Met de vernietiging, het verdwijnen, de beëindiging, het opgeven en loslaten van alle verbeeldingen, alle verzinsels, al het Ik-maken, mijn-maken en de onderliggende neiging tot verbeelding, is de Tathagata bevrijd door niet hechten.” (MN72§15)

Hoe wordt nu volgens de sutta’s een einde gemaakt aan deze diepe gehechtheid via de verbeelding ‘Ik ben’, het verlangen naar ‘Ik ben’ en de onderliggende neiging ‘Ik ben’?  Dit is onderwerp van de volgende post.

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 3, Asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’, Hoe te eindigen?
« Reactie #11 Gepost op: 13-04-2021 11:10 »
Deel 3, Asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’, Hoe te eindigen?

Hoe komt nu een einde aan deze diepe vorm van gehechtheid via de verbeelding ‘Ik ben’, het verlangen ‘Ik ben’ en de neiging ‘Ik ben.’

Er kan afstand van worden gedaan op zo’n manier dat het niet meer in de toekomst opkomt. (AN4.200)

SN22.89 beschrijft dat je het lichamelijke en mentale al niet meer kan beschouwen als jezelf of als iets wat jezelf toebehoort maar toch ben je dan nog niet helemaal vrij van gehechtheid. Dit komt omdat er naast gehechtheid door visie of beschouwen, nog een gehechtheid via verbeelden is. Deze sutta geeft aan dat als je maar doorgaat met beschouwen van het opkomen en verdwijnen van de khandha’s: ‘zo is rupa, zo is diens ontstaan en zo diens verdwijnen, zo is vedana, zo diens ontstaan, zo diens verdwijnen; zo is sanna, zo diens ontstaan, zo diens verdwijnen; zo is sankhara, zo diens ontstaan, zo diens verdwijnen; zo is vinnana, zo diens ontstaan en zo diens verdwijnen, dan zal ook deze resterende gehechtheid via de ‘Ik ben’ verbeelding, het resterende ‘Ik ben’ verlangen en de resterende onderliggende neiging ‘Ik ben’ verdwijnen.

“Wanneer je het ontstaan en verdwijnen van deze vijf khandha’s waaraan gehecht wordt beschouwt, wordt afstand gedaan van de eigenwaan ‘Ik ben’ die gebaseerd is op deze vijf khandha’s waaraan gehecht wordt”. (MN122§17 , SN22.89)

“Eerwaarde heer, hoe dient men het te weten, te zien, dat met betrekking tot dit lichaam met diens bewustzijn en alle externe tekenen, er geen Ik-maken is, geen mijn-maken en geen onderliggende neiging tot verbeelding meer is? 
“Monnik, welk soort rupa dan ook, ofwel van het verleden of heden, intern of extern, grof of subtiel, inferieur of superieur, ver of nabij- je ziet  elke rupa zoals het werkelijk is met gepaste wijsheid: ‘Dit is niet van-mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf’…zo ook voor vedana, sanna, sankhara en vinnana. (MN109§13, SN18.21/22, SN22.71/72/82/92, en vele andere)

Dus eigenlijk, zo begrijp ik het althans, ga je op dezelfde voet verder zoals je al begonnen was om sakkaya ditthi te ontmantelen. Je ziet alles direct zoals het is.
Opkomende boosheid zie en beleef je als opkomende boosheid. Een opkomende geur beschouw en beleef je als een opkomende geur, pijn als pijn, begeerte als begeerte, etc. Niet meer als: ‘dit is van-mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf’.

De perceptie van vergankelijkheid dient ontwikkeld te worden om de verbeelding ‘Ik ben’ af te danken. Wanneer je vergankelijkheid ziet (in alle formaties), wordt de perceptie van niet-zelf gestabiliseerd. Wanneer je niet-zelf ziet, ontwortelt de verbeelding ‘Ik ben’. (AN9.1/3)

Dit beschrijft denk ik het onderliggende principe. Hoe meer rechtstreeks gevoel we ontwikkelen voor het komen en gaan van formaties, hun vergankelijkheid, hoe meer die formaties, zeg maar, hun Ik- en mijn-karakter verliezen en de perceptie van niet-zelf stabiliseert. Als je hier maar mee doorgaat, ontwortelt dat uiteindelijk ook asmi mana, geven de sutta’s dus aan.

Rahula ontwikkel meditatie van de perceptie van vergankelijkheid; want wanneer je de meditatie op de perceptie van vergankelijkheid ontwikkelt, zal afstand worden gedaan van de eigenwaan ‘Ik ben.” (MN62§23).

In de volgende post het vervolg van sutta’s die het beëindigen van de verbeelding, het verlangen en de neiging ‘Ik ben’ behandelen.

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 3, Asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’, Hoe te eindigen?, Vervolg

In AN4.177 is ook een instructie te lezen over vergankelijkheid maar nu ten aanzien van het interne en externe aarde element, water element, lucht element, en vuur element. Wanneer je in die elementen jezelf niet herkent of iets wat jezelf toebehoort, heb je begeerte afgesneden, de ketens afgelegd en door volledig door verbeelding heen te breken, heb je een einde gemaakt aan lijden. Dit is een net iets andere vorm van beschouwen dan op de khandha's of de zintuiglijke domeinen. Als je bijvoorbeeld de vergankelijkheid van het wind-element beschouwt, dan beschouw je de vergankelijkheid van al het beweeglijke in jezelf. Een verhandeling over de elementen: https://suttacentral.net/mn140/en/bodhi

In SN35 wordt hetzelfde gezegd over de zes zintuigelijke domeinen. Dit alles is vergankelijk. De zintuigen zelf, wat ze ervaren, het zintuiglijk bewustzijn, het zintuiglijk contact, de gevoelens die ontstaan bij contact, de begeerten die ontstaan. Wat vergankelijk is, is lijden. Wat lijden is, is niet-zelf. Wat niet zelf is dient met de juiste wijsheid te worden gezien zoals het werkelijk is: ‘Dit is niet van-mij, dit ben Ik niet, dit is niet mijn zelf’.
Dit  wordt hier besproken als een basis van ontgoocheling en het afkeren van deze vergankelijke verschijnselen. Hierdoor passieloos worden en zo bevrijding realiseren.
Het plezier en de blijdschap tgv de zintuigen is diens bevrediging. Het vergankelijke, veranderlijke en leedvolle karakter is het gevaar. En het verwijderen en afstand doen van verlangen naar het zintuiglijke is de ontsnapping aan deze zes domeinen. (SN35.13)
Het maakt een einde aan alle verbeeldingen. (SN35.32)

Wanneer de perceptie van vergankelijkheid ontwikkeld en gecultiveerd is, elimineert dat alle zintuiglijke wellust, alle bestaanslust, alle onwetendheid, het ontwortelt de verbeelding ‘Ik ben’. Waar bestaat deze perceptie uit: uit het zien van ‘zo is rupa, zo diens ontstaan, zo diens beëindiging en zo de weg naar diens beëindiging…en dit ook voor vedana, sanna, sankhara en vinnana. (SN22.102)

Door mindfulness gericht op het lichaam te ontwikkelen en cultiveren wordt afstand gedaan van onwetendheid, ware kennis ontstaat en er wordt afstand gedaan van de verbeelding ‘Ik ben’.
Dit betreft waarschijnlijk vooral het contempleren over de vergankelijkheid van je eigen lichaam. Het is van dezelfde natuur als lijken die wegrotten en vergaan op een knekelveld. Je eigen lichaam is niet anders. Als deze perceptie op deze manier wordt ontwikkeld en gecultiveerd leidt dat tot het ontwortelen van de verbeelding ‘Ik ben.’ (AN1.586-8, AN6.29)

Samenvattend

Dus, er ligt bij de beeindiging van deze Ik-verbeelding, Ik-verlangen en Ik-neiging binnen de teksten veel nadruk op gevoel ontwikkelen voor de vergankelijkheid van wat je ervaart aan geconditioneerde verschijnselen, hun komen en gaan: geuren, smaken, aanrakingen, geluiden, visuele beelden, plannen, ideeën, gedachten, visies, emoties, neigingen etc. Op die manier stabiliseert de perceptie van niet-zelf. Ik denk dat het effect vooral is dat formaties hun Ik-en mijn-heid geleidelijk verliezen zo. Je gaat ze geleidelijk minder en minder zien en ervaren als jezelf of als wat jezelf toebehoort. De vergankelijkheid, of het komen en gaan zien van geconditioneerde verschijnselen, innerlijk en uiterlijk, grof en subtiel, verleden heden en toekomst, maakt de perceptie van niet-zelf stabiel. Zo zegt Udana 4.1 en AN9.1/3 het. Als die perceptie stabiel is, zie en ervaar je een formatie niet meer als jezelf of als iets wat jezelf toebehoort. Het eindresultaat is de ontmanteling van de verbeelding ‘Ik ben’, het bijbehorende verlangen ‘Ik ben’ en de onderliggende neiging ‘Ik ben’.

Beeindiging via verstilde vredevolle staten en wijsheid

Er is denk ik ook een andere route die minder prominent aan bod komt in de sutta’s, misschien omdat het voor minder mensen weggelegd is? Het bovenstaande beschrijft vooral de geleidelijke weg van inzicht. Van geleidelijk meer wijsheid ontwikkelen, geleidelijk minder hartstochtelijk worden.
Ik denk echter dat je ook mag zeggen dat er een andere weg is waarbij een beoefenaar in hele verstilde staten kan komen, de rupa en arupa jhana, en op die manier ook rechtstreeks kan zien en ervaren dat je niet datgene bent wat in die verstilde staten (immers) wegvalt, zoals lichaamsbesef, plezier, gedachten, of zelfs gewaarwordingen en gevoelens.  Het rechtstreeks zien van de beëindiging van de zintuigen, het zintuiglijk bewustzijn en de dingen die er door gekend worden, doet de kennis opkomen: ‘dit is niet van-mij, dit ben Ik niet, dit is niet mijn zelf.’ (SN35.87)

Hierbij aansluitend, er zijn ook sutta’s die aangeven dat als iemand zo ook de beëindiging van waarneming en gevoel binnengaat (sannavedayitanirodha), en dat met wijsheid allemaal beziet, dan kunnen de bezoedelingen (asava), dus ook asmi mana, ogenblikkelijk eindigen. (AN9.46)

Tot zover hoe je gehechtheid via de verbeelding ‘Ik ben’, het verlangen naar ‘Ik ben’ en de onderliggende neiging ‘Ik ben’. ontmantelt. In de volgende post worden de gevolgen hiervan besproken.

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 3, Asmi mana, Gevolgen van diens Beeindiging
« Reactie #13 Gepost op: 15-04-2021 11:52 »
Deel 3, Asmi mana,  De gevolgen van de beëindiging van de verbeelding ‘Ik ben’, het verlangen ‘Ik ben’ en de neiging ‘Ik ben’.

Iemand die vrij is van eigenwaan, en het verbeelde overstegen heeft, een arahant of Boeddha, gebruikt nog wel degelijk termen als ‘Ik’ en ‘mijn’, louter als uitdrukkingen, maar heeft geen noties meer ‘Ik ben dit’ of ‘Ik ben’. Iemand volgt gewoon het spraakgebruik van de wereld. (SN1.25)

Als je van de verbeelding ‘Ik ben” afstand hebt gedaan dan ben je iemand die niet herkauwt.
Hiermee wordt bedoeld dat je niet doormaalt op de notie ‘Ik ben’ en allerlei ideeën ontwikkelt als ‘Ik ben dit en dat’, ‘Ik zal zus en zo zijn’ etc’.

Als iemand de pijl van onwetend hechten er uit heeft getrokken, van Ik-maken, dan komt de gedachte “Ik doe” niet meer op, net als de gedachte “een ander doet’. (Udana 6.6)

-“Gelukkig inderdaad zijn de arahants!
In hen kan geen begeerte (tanha) worden gevonden
De verbeelding ‘Ik ben’ is afgesneden
Het net van begoocheling ligt in stukken” (SN22.76)

Ultiem geluk

-“Afzondering is geluk voor de tevredenen
Die de lessen zien die ze geleerd hebben.
Vriendelijk naar de wereld is geluk
Voor iemand die geen levend wezen schade zou toebrengen.
Hartstochtloos naar de wereld is geluk
Voor iemand die voorbij zintuiglijke genoegens is gegaan
Maar het verdrijven van de verbeelding ‘Ik ben’
Is werkelijk ultiem geluk” (Udana 2.1 verzen)

Gehechtheid is een vorm van belasting van lichaam en geest. De geest raakt gehecht via de anusaya's. Een zintuiglijk object triggert een bepaalde neiging in je aanleg. Dat is deels heel persoonlijk en deels ook interpersoonlijk. De geest raakt via een bepaalde neiging aan het zintuiglijk object gehecht, bijvoorbeeld via voorkeur, via afkeer of via asmi mana. Je doet dit niet bewust zelf. Dit gaat onvrijwillig. Via voorwaardelijk ontstaan.
Mijn associaties bij het beëindigen van asmi mana is dat de laatste wortel van gehechtheid er uit is getrokken. De wortel van deze Ik-verbeelding, verlangen en neiging, verdwijnt op hetzelfde moment als de wortel van onwetendheid. Een laatste stuk intense belasting en dwingenlandij is weggenomen. Alle ketens zijn verbroken. De geest is ongekend soepel nu, toepasbaar, licht, want er is niks meer wat het instinctief verstart, stug maakt. De 7 anusayas zijn ontmanteld.

Dit beeindigt deel 3, over hechten via asmi mana, de verbeelding, het verlangen en de neiging 'Ik ben'. In het volgende deel 4 een overzicht van de soorten zelfvisies die worden besproken in de sutta’s en Boeddha’s mening hierover. Het is een taai deel maar het leek me goed dit hier toch in te voegen, ook voor de volledigheid.


Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 4, Doctrines van een Zelf in de Sutta-Pitaka
« Reactie #14 Gepost op: 16-04-2021 10:55 »
Deel 4, Doctrines van een zelf in de Sutta-Pitaka

Ik heb gemeend deze los te behandelen van de sakkaya ditthi's omdat ze mij meer filosofisch overkomen. Het zijn naar mijn smaak meer een soort levensbeschouwingen, doctrines, noem ik ze maar. Dit zijn geen doctrines van de Boeddha maar doctrines die in de tijd van de Boeddha, en nu nog, in omloop waren en zijn. Ze worden vooral opgesomd en behandeld in DN1 en MN102. Het zijn allerlei speculatieve visies, in feite, waarover eindeloos gediscussieerd en getwist kan worden.

Deze onderstaande opsomming is dus een samenvatting van de visies van zelf genoemd in DN1 en MN102.

1.   Het zelf (en de wereld) is eeuwig, eternalisme

DN1 geeft aan dat er vier gronden bestaan voor de doctrine dat het zelf en de wereld eeuwig zijn. Hieronder zal ik deze kort samenvatten:

-Iemand bereikt in dit leven zo’n concentratie dat ie zich een paar honderdduizenden van zijn geboorten herinnert. Op grond hiervan concludeert die persoon dat de wereld en het zelf eeuwig zijn, d.w.z. die persoon gelooft dat wezens eeuwig rondgaan in samsara. Dus zijn herinneringen gaan ver terug en toen bestond ie zelf en de wereld ook al en projecteert zo dat dit in de toekomst ook altijd zo zal zijn. Dat is de eerste basis die besproken wordt waarop iemand een eeuwig zelf poneert, samen met een eeuwige wereld.
Een volgende mogelijkheid is dat iemand ook nog eens tien perioden van uitdijing en inkrimping van het universum en zijn geboorten in die perioden herinnert. Op basis van deze kennis van het verleden speculeert iemand dan dat het zelf en de wereld eeuwig zijn.
De derde grond voor eternalisme is dat iemands herinneringen nog verder teruggaan in de tijd.  Iemand herinnert zich 40 van zulke perioden van uitdijing en inkrimping en diens geboorten in die perioden. Op grond hiervan concludeert die persoon dat het zelf en de wereld eeuwig is.
De vierde grond van eternalisme is niet gebaseerd op herinneringen aan vorige levens, maar iemand kan ook op basis van louter logica en redeneren tot de conclusie komen dat het zelf en de wereld eeuwig zijn. Dit zijn de vier gronden van een eternalistische visie die worden genoemd. (DN1§1.35)

Kortom, iemand kan dus op basis van eigen herinneringen of op basis van louter redeneren gaan geloven dat er geen begin was aan jezelf en de wereld en dan speculeren dat er ook geen einde aan komt. Men concludeert dat je altijd hebt bestaan en altijd zult blijven bestaan. Wezens dolen eeuwig rond van bestaansvorm naar bestaansvorm. Dit wordt in DN1 ‘eeuwigheidsleer’ genoemd of de doctrine van eternalisme. (DN1§1.31-1.34, DN28§15)

2.   Het zelf is tijdelijk, het eindigt bij de dood, er is geen voorzetting na de dood


Het tegenovergestelde van het voorgaande is vernietigingsleer, annihilationisme. Dit leert de vernietiging of beëindiging van het zelf of jezelf bij de dood.

DN1 onderscheidt 7 gronden voor vernietigingsleer. Hieronder vat ik ze kort samen:

(1) Aangezien het zelf materieel is, bestaand uit de vier grote elementen, het product van vader en moeder, wordt het bij het afbreken van het lichaam vernietigd. (2) Er is dat zelf dat materieel is maar dat wordt niet volledig vernietigd. Want er is een ander zelf,  goddelijk, materieel, behorend tot de kama loka. Je kent en ziet het niet maar dit zelf wordt vernietigd bij de dood; (3) er is dat zelf, dat ontkent iemand niet, maar dit wordt niet volledig vernietigd. Want er is een ander zelf, goddelijk, materieel, geest-gemaakt, compleet in al zijn onderdelen, zonder gebreken in de zintuig-organen, het is dit zelf dat bij de dood wordt vernietigd: (4) dit zelf wordt erkend te bestaan maar er is een ander zelf. Er is een zelf dat de basis van oneindige ruimte heeft gerealiseerd. Dit zelf wordt bij de dood vernietigd, (5) Idem maar er is een zelf de sfeer van oneindig bewustzijn heeft gerealiseerd. Dit zelf wordt bij de dood vernietigd (6) idem…maar er is het zelf dat de sfeer van nietsheid heeft gerealiseerd. Dit zelf wordt bij de dood vernietigd, (7) Idem…maar er is het zelf de sfeer van noch waarneming noch niet-waarneming heeft gerealiseerd. Dit wordt bij de dood vernietigd.

De laatste 4 zijn visies waarin men gelooft dat de basis van de arupa jhana het (ware) zelf is. En dit eindigt dan bij de dood.

Het materialisme zoals wij dat kennen is ook een vernietigingsleer. Want het zelf wordt beschouwd als de materiële processen zelf (zie eerste visie), of het zelf wordt beschouwd als een emergerend bijproduct van die materiële processen. Beide eindigen bij de dood. Dus het zelf bestaat niet meer na de dood. Je bestaat niet meer dan de dood.

Dit waren de visies van eternalisme en annihiliationisme. In de volgende post de visie van het gedeeltelijk eternalisme en gedeeltelijk annihilationisme, het toevallig ontstaand zelf, en allerlei visies over hoe het zelf (jezelf) er aan toe is (bent) na de dood.

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 4, Doctrines van een Zelf in de Sutta-Pitaka, Vervolg
« Reactie #15 Gepost op: 17-04-2021 11:48 »
Deel 4, Doctrines van een Zelf, Vervolg

In de vorige post zijn de doctrines besproken van een eeuwig zelf (eternalisme) en tijdelijk zelf (annihilationisme).  In dit vervolg komen aan bod: de doctrine van een eeuwig en tijdelijk zelf, een toevallig ontstaand zelf, en allerlei doctrines over hoe jezelf er aan toe zou zijn na de dood.

3.   Een eeuwig en tijdelijk zelf

Er zijn ook doctrines die zeggen dat er een tijdelijk zelf is maar ook een eeuwig zelf. Deze positie is dus deels eternalistisch en deels annihilationistisch. Hiervoor worden vier gronden onderscheiden in DN1:

Ik vat ze heel kort samen. (1) Iemand is ooit geboren in een rijk waarin al een wezen aanwezig was in zijn eentje (Brahma). Het pas aangekomen weze gelooft dat dit wezen eeuwig is en diens Schepper en Vader. Dit gelovig wezen vertrekt daar voordat dit eerdere wezen, diens vermeende Schepper, daar sterft. Eenmaal op Aarde herinnert iemand zich deze geboorte (en geen verdere) en het bestaan van dit ‘eeuwige’ wezen. Men beschouwt dat wezen als eeuwig en zichzelf als geschapen en tijdelijk. Dit is de eerste visie van een eeuwig en tijdelijk zelf. Dus de Schepper en Vader is eeuwig en het door hem geschapene, mensen op Aarde, zijn niet eeuwig.
(2) Iemand is eens geboren bij bepaalde deva’s, geheten ‘corrupt door genoegens’. Deze deva’s zijn verslaafd aan spelen en genoegens. Zij vallen door gebrek aan mindfulness weer uit die deva staat en worden elders geboren. Iemand in deze wereld kan die geboorte onder deze deva’s zich herinneren (en verder geen). En die persoon speculeert: ‘er zijn deva’s die niet door gebrek aan mindfulness uit die staat verdwijnen en die leven eeuwig maar wij die ons zo verheugen in spel en genoegens leven tijdelijk en zijn in deze wereld geboren’. Dus hier wordt een bepaalde deva staat als eeuwig gezien. (3) Precies hetzelfde maar nu voor een ander soort deva genaamd ‘corrupt in geest’. Deze deva’s zijn onderling afgunstig. Hierdoor vallen ze  uit die staat weg  en worden in deze wereld geboren. Iemand in deze wereld kan die geboorte onder de deva’s-corrupt-in-geest zich herinneren (en meer niet) en denkt; ‘er zijn deva’s niet corrupt in hun geest, deva’s die elkaar niet met afgunst behandelen. Zij zijn eeuwig maar wij zijn door corruptie tijdelijk’. (4) De laatste is de visie van een denker die redeneert dat wat het zintuiglijk domein van het oog, oor, neus, tong en lichaam wordt genoemd, tijdelijk is maar wat geest, bewustzijn en mentaliteit wordt genoemd is eeuwig.’

Dus doctrines waarbij men een eeuwig en tijdelijk zelf poneert. In het laatste geval, dat van de denker, gaat het eerder over twee aspecten van jezelf, een tijdelijk en een eeuwig aspect. Het eeuwig zelf zou geest zijn, bewustzijn of mentaliteit. Ik denk dat deze visie best wel veel voorkomt.

Het zelf en de wereld is per toeval ontstaan

Volgens DN1 zijn er twee gronden voor deze visie:

1.Er zijn onbewuste deva’s (asannasatta deva’s). Zodra er een waarneming ontstaat, vallen ze uit die bewusteloze toestand weg en zo’n wezen kan in deze wereld worden geboren. Die persoon herinnert zich zijn laatste bestaan maar niks daarvoor. Hij denkt: ‘het zelf en de wereld zijn per toeval ontstaan’. Hoezo? Men denkt: ‘Hiervoor bestond ik niet. Van niet-bestaan ben ik tot bestaan gebracht’. (2) Iemand kan deze visie van een toevallig ontstaand zelf ook uitdenken.

Dit laatste is misschien wel de huidige wetenschappelijke visie. Leert die niet dat de wereld per toeval is ontstaan en wijzelf als mensen ook?

Visies over hoe het zelf (of jezelf) er aan toe is (bent) na de dood

Deze worden onderverdeeld in 3 categorieën, A. Bewust voortleven na de dood. B. Onbewust voortleven na de dood. C. Noch bewust noch onbewust voortleven na de dood. Daarbinnen zijn ook weer verschillende uitwerkingen. Hieronder opgesomd:

-A- Je leeft bewust (waarnemend) voort na de dood: het zelf is na de dood gezond/intact (volgens MN, noot 936 betekent dit ‘permanent’) en men denkt, of (1) materieel, (2) immaterieel, (3) beide, (4) noch het een noch het andere, (5) eindig, (6) oneindig, (7) beide, (8} noch het een noch het andere, (9) met een uniforme waarneming (of eenheid waarnemend) (10) met uiteenlopende waarnemingen (11), met beperkte waarneming, (12) met onbegrensde waarneming, (13) geheel gelukkig, (14) geheel ellendig, (15) beide, (16) noch het een noch het ander.
-B- Je leeft onbewust (niet-waarnemend) voort na de dood, het zelf is na de dood gezond/intact (eeuwig) en men denkt of (1) materieel, (2) immaterieel, (3) beide, (4) noch het een noch het andere, (5) eindig, (6) oneindig, (7) beide, (8} noch het een noch het andere
-C- Je  leeft noch bewust noch onbewust voort na de dood, het zelf is na de dood gezond/intact (eeuwig) en men denkt, of (1) materieel, (2) immaterieel, (3) beide, (4) noch het een noch het andere, (5) eindig, (6) oneindig, (7) beide, (8} noch het een noch het andere. (DN1 en MN102)

Mensen liggen eigenlijk constant met elkaar overhoop over hoe ze na de dood er aan toe zullen zijn en brengen dat als: “alleen dit is waar en niks anders”. (MN102).

Dit zijn globaal de doctrines over/van een zelf die genoemd worden in DN1 en MN102. In de volgende post Boeddha’s commentaar op al deze doctrines.
« Laatst bewerkt op: 17-04-2021 11:50 door the innerspace »

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Deel 4, Boeddha’s commentaar op al die doctrines van een zelf
« Reactie #16 Gepost op: 18-04-2021 11:03 »
Deel 4, Boeddha’s commentaar op al die doctrines van een zelf

Eeuwig bestaan van jezelf en de wereld


Een principieel eeuwig ronddolen van jezelf in samsara, van bestaansvorm naar bestaansvorm, onderwijst de Boeddha in de Pali overlevering niet. Ook het voortgaan in samsara, de opeenvolging van steeds weer geboren worden, verouderen en sterven, dan weer hier dan weer daar, gebeurt ook door oorzaken en voorwaarden. Die kunnen ook weggenomen worden, eindigen. Dit is ook de betekenis van bevrijding in de Pali overlevering. Er is dus volgens de Boeddha een einde aan het weder geboorteproces mogelijk. Dus de Boeddha helt in de Pali overlevering niet over naar een principieel eternalisme, een principieel eeuwig voortgaan van jezelf in samsara. De kennis van bevrijding (arahantschap) betekent juist de kennis dat voor jezelf: “geboorte is beëindigd, het heilige leven is geleefd, wat gedaan moest worden, is gedaan, er is geen terugkomst meer in welke vorm van bestaan dan ook.” (MN4§32 en vele andere).

Vernietigingsleer

In de Pali overlevering onderwijst de Boeddha ook niet dat de dood de vernietiging of het einde is van wat wij aanduiden, zien en beleven als onszelf, namelijk die steeds veranderlijke combinatie van lichamelijke en mentale processen die in dit leven een continuïteit vormt van geboorte tot dood. Volgens de Boeddha in de Pali overlevering gaat deze continuïteit na de dood niet verloren of eindigt niet ineens. Zolang er voeding is, komt er geen einde aan deze steeds veranderlijke continuïteit van rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana. De dood betekent dus niet het einde van deze continuïteit. De vernietiging van wat wij aanduiden, zien en beleven als onszelf bij dood, leert de Boeddha dus niet.

Gedeeltelijk eternalisme en vernietigingsleer

Een gedeeltelijke eeuwigheidsleer en vernietigingsleer leert de Boeddha ook niet. Hij leerde niet dat er eeuwige bestaansvormen zijn. Niet van deva’s en ook niet van het wezen dat wordt gezien als Schepper en Vader van alle wezens. Bestaansvormen kunnen heel lang aanhouden maar er zijn geen eeuwige. Alle bestaansvormen zijn voorwaardelijk ontstaan, bestaan en eindigen ook op grond van oorzaken en condities.
De Boeddha leert ook niet dat wat wij ‘geest, bewustzijn en mentaliteit’ noemen eeuwig is. Het is iets wat ook voorwaardelijk ontstaat.

Toevallig ontstaan van zelf en de wereld

Wat het toevallig ontstaan van het zelf en de wereld aangaat, dat is denk ik de huidige wetenschappelijk positie. Het zelf is een soort toevallig product van evolutie en materiële processen. In de sutta’s spreekt de Boeddha over een niet te traceren begin van samsara, als in een oneindige regressie (zie SN15). Het begin of ontstaan van een zelf wordt voor zover ik weet dus niet verklaard, laat staan een toevallig ontstaan. De Boeddha poneert in de Pali sutta’s niet een scheppingsmoment, een soort eerste begin van alles.

Commentaar van de Boeddha

Over al de besproken doctrines van een zelf (of jezelf) wordt gezegd dat als mensen het zo begrijpen en er aan vasthouden, dan leidt dat tot een bepaalde bestemming in een andere wereld. De Boeddha kent deze bestemming. (DN1). Hieruit concludeer ik dat als je zulke visies koestert, dan leidt dit niet tot de beëindiging van geboorte, verouderen en dood, en daarmee niet tot de beëindiging van lijden. Ze leiden niet tot bevrijding.

In MN102 zegt de Boeddha ook dat los van geloof, goedkeuring, mondelinge overlevering, redeneringen, beredeneerde acceptatie van een visie, mensen geen zuiver en heldere persoonlijke kennis van al die visies kunnen hebben. Dit is onmogelijk zegt de Boeddha. Aangezien ze geen zuivere en heldere persoonlijke kennis hiervan hebben, is volgens de sutta zelfs hun fragmentarische kennis gehechtheid van hun kant. Dat is geconditioneerd en grof. Er is ook de beëindiging van formaties (Nibbana, zie MN, noot 940) . Na te weten ‘Er is dit’, de ontsnapping er aan ziend, is de Tathagata daaraan (aan die gehechtheid) voorbij gegaan. (MN102§16)

Geldt dit ook niet voor het hedendaags materialisme dat leert dat er geen voortzetting is na de dood van wat wij aanduiden, zien en beleven als onszelf? Dat eindigt allemaal bij de dood volgens materialisme. Maar is dit echt iets wat iemand op directe zuivere en persoonlijke wijze zo kent? Nee, toch? De Boeddha lijkt te zeggen dat dit de aard is van al die besproken visies. Er zijn allerlei gronden te ontdekken waarop iemand die visies voor waar kan aannemen, maar heldere zuivere persoonlijke kennis heeft men er eigenlijk niet van. In hun aard zijn ze in die zin allemaal speculatief, lijkt me. Maar wat loop je dan te verdedigen? Waarom zou je daaraan hechten? Waarom zou je het brengen als: “alleen dit is waar en niks anders”? Waarom zou je het verdedigen alsof het de waarheid is?

Er wordt ook gezegd dat wanneer mensen zulke doctrines verkondigen dat louter het gevoel is van diegenen die niet weten en zien, de zorgen en aarzelingen van degenen die ondergedompeld zijn in begeerte (DN1).
Ik denk dat dit dus wordt gezegd omdat het in feite allemaal speculaties zijn over het zelf (of jezelf). Je kunt wel doen alsof je het allemaal zo goed weet maar in feite is en blijft het speculatie. Je hebt er niet echt zuivere heldere persoonlijke kennis van. Begeerte drijft je en zeker niet echt waarheidsliefde. Het leidt dus nooit tot de beëindiging van zorgen en weifelen omdat het eigenlijk geen zuivere ware persoonlijke kennis waar je aan vasthoudt.

Al die mensen die zulke doctrines omarmen, verkondigen, en er aan vasthouden, zijn volgens DN1 allemaal gevangen in het net van doctrines. Waar ze dan ook tevoorschijn komen en er uit proberen te komen, ze zijn gevangen en blijven gevangen in dit net. Ze kunnen er niet aan ontsnappen. De Boeddha wel. Want wanneer iemand zoals het werkelijk is het ontstaan en verdwijnen van de zes bases van zintuiglijk contact begrijpt, hun aantrekkelijkheid, hun gevaar en de bevrijding van hen (verlangenloosheid), kent iemand dat wat voorbij al deze doctrines gaat. De beëindiging van alle formaties. Nibbana. Dit is de ontsnapping uit het net van al die speculatieve ideeën over zelf of jezelf. Dan ga je voorbij weifelen.
De Boeddha zit niet gevangen in dit net van speculatieve visies over het zelf of jezelf  of de wereld. (DN1)

In de volgende post ter afsluiting van deze serie nog een samenvatting.