Waarom zijn/worden de speculatieve visies niet verklaard door de Boeddha/Gerealiseerde?Hier wordt binnen de Sutta-Pitaka wel iets meer over verteld dan dat het onvoordelig is, niet leidt tot nuchterheid, tot afkoelen, niet tot directe kennis, passieloosheid en Nibbana.
Een reeks sutta’s die hier meer licht op werpt is SN44.1-11. Dit geeft toch wel wat een ander beeld, vind ik, dan het bekende beeld dat de visies niet verklaard zijn alleen maar omdat het onvoordelig is je er mee bezig te houden. Dit zal nu worden belicht.
De Tathagata kan niet beschreven worden in termen van lichamelijkheid, gevoel, perceptie, wil en bewustzijnDit zagen we ook al in de dialoog tussen Yamaka en Sariputta in de vorige post.
SN44.1 Hier wordt een gesprek beschreven tussen koning Pasenadi van Kosala en bhikkhuni Khema over de status van de Tathagata na de dood. De non geeft weer aan dat de Boeddha noch het bestaan, noch het niet-bestaan, noch zowel het bestaan als het niet-bestaan, en ook niet het noch bestaan noch niet-bestaan verklaarde. De koning vraagt dan wat de oorzaak en reden daarvan is? De non vraagt dan aan de koning of er iemand in zijn hofhouding is die de zandkorrels kan tellen langs de oevers van de Ganges of de hoeveel water in de grote oceaan? Nee. De non zegt dan dat net zo die materiele vorm, dat gevoel, die perceptie, die wilsformatie en dat bewustzijn waarmee men de Tathagata zou kunnen beschrijven, door hem afstand van is gedaan, bij de wortel afgesneden, niet langer in staat om in de toekomst te ontstaan. Hij is diep, onmetelijk, moeilijk te peilen zoals de grote oceaan. Al die visies over de status van de Tathagata na de dood zijn niet toepasselijk. Later vraagt de koning nog een keer hetzelfde aan de Boeddha. Die herhaalt hetzelfde als de non.
In noot 376 geeft Bodhi het commentaar hierbij: kort in mijn eigen woorden: aangezien de Boeddha de oorsprong/oorzaak van materiele vorm (en de andere khandha’s) heeft verlaten zal er geen toekomstige vorm (en andere khandha’s) zijn. Hij is diep door de diepte van zijn inclinatie en de diepte van zijn kwaliteiten.
Er is geen betrokkenheid bij de khandha’s meerSN44.3 Waarom zijn de vier posities van de Tathagata na de dood niet verklaard? Sariputta legt uit: 'De Tathagata bestaat na de dood' is een betrokkenheid bij vorm, idem voor de andere posities. Idem voor de andere khandha’s.
In noot 378 geeft Bodhi het commentaar hierbij weer: Er wordt geen ander wezen gevonden los van vorm (of de andere khandha’s), maar wanneer er vorm is, is er enkel deze naam. Wat wordt hier verworpen? Het zelf dat door andere sekten wordt geponeerd, en waar hier over wordt gesproken als ‘de Tathagata’.
De khandha’s doorgronden zoals het werkelijk isSN44.4 Iemand die materiele vorm, gevoel, perceptie, wilsformatie en bewustzijn (de 5 khandha;s)
niet ziet zoals het werkelijk is, die hun ontstaan niet kent en ziet zoals het werkelijk is, hun beëindiging niet kent en ziet zoals het werkelijk is, en de weg naar beëindiging niet kent en ziet zoals het werkelijk is, die denkt dat de Tathagata bestaat na de dood of niet bestaat na de dood, of zowel bestaat als niet bestaat na de dood, of noch bestaat noch niet-bestaat na de dood. Maar iemand die de khandha’s wél kent en ziet zoals ze werkelijk zijn, hun ontstaan, en beëindiging en de weg naar beëindiging, die denkt niet meer zo.
Hier zie je dus duidelijk gezegd worden dat iemand die werkelijk met wijsheid diep is doorgedrongen in de aard, ontstaanswijze, de beëindiging en de weg naar beëindiging van rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana, die denkt niet meer in termen van bestaan na de dood, niet-bestaan na de dood, zowel bestaan als niet-bestaan na de dood en noch bestaan noch niet-bestaan na de dood.
Vrij zijn van verlangen, dorst, affectie voor de khandha’sSN44.5 In deze sutta wordt de reden en oorzaak voor het niet verklaren van de status van de Tathagata na de dood als volgt verklaard: het is iemand die niet vrij is van verlangen, dorst, passie, hunkering, affectie voor vorm, gevoel, perceptie, wilsformatie, en bewustzijn die zulke visies/standpunten over de status van de Tathagata na de dood er op na houdt. Iemand zonder dat verlangen, die dorst, die passie, die hunkering en affectie voor de khandha’s denkt niet meer zo.
Niet verheugen en verblijden in de khandha’s omdat je alles ziet zoals het werkelijk is. Niet meer verheugen in bestaan, hechten en begeerteSN44.6 Hier wordt de reden en oorzaak voor het niet verklaren van de status van de Tathagata na de dood zo beschreven: iemand die zich verheugt in lichamelijkheid, in gevoelens, in perceptie, in wilsformaties en in bewustzijn (khandha's) die zich er in verblijdt, en die de beëindiging van de khandha’s niet kent en ziet zoals het werkelijk is, die huldigt de vier posities over de status van de Tathagata na de dood. Een andere manier om te verklaren waarom de Boeddha de vier posities niet verklaard heeft is: iemand die zich verheugt en verblijdt in bestaan…in hechten…in begeerte/hunkeren, alleen zo iemand denkt: ‘de Tathagata bestaat na de dood, bestaat niet na de dood etc. Iemand die die verheugenis niet meer heeft, denkt niet meer zo.
Alles in de 6 zintuiglijke domeinen kennen en zien als: ‘dit is niet van mij, dit ben Ik niet, dit is niet mijn zelf'SN44.7 Deze sutta noemt alle speculatieve visies dus ook over de (on)gelijkheid van de ziel en lichaam, de aard van de wereld als (on)eindig of eeuwig en tijdelijk en de status van de Tathagata na de dood. Waarom is dit alles niet verklaard door de Boeddha? Maha Moggalana verklaart het zo: aanhangers van andere sekten beschouwen het oog, oor, neus, mond, lichaam en geest zo: ‘Dit is van mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf’.
Daarom geven zij ook antwoord op vragen als: Is de wereld eindig of oneindig etc.
Daarom hebben ze standpunten hierover. De Tathagata ziet en kent echter het oog, oor, neus, tong, lichaam en geest echter zo: ‘Dit is niet van mij, dit ben Ik niet, dit is niet mijn zelf’. Daarom, als hem zulke vragen worden gesteld, geeft hij niet zulke antwoorden als de andere sekten. Later vraagt Vacchagotta dit ook allemaal nog eens na bij de Boeddha en die herhaalt hetzelfde.
Geen identiteitsvisies meer hebbenSN44.8 Vacchagotta vraagt zich weer af waarom andere sekten wel visies en standpunten hebben over de wereld, de ziel en het lichaam, en de Tathagata na de dood en waarom de Boeddha niet? De Boeddha zegt dan dat aanhangers van andere sekten de khandha’s beschouwen als zelf, of het zelf dat de khandhas’s bezit, of het zelf in de khandha’s of de khandha’s in het zelf. De Tathagata doet dit echter niet en
daarom, als de Boeddha zulke vragen gesteld wordt, doet ie niet zulke verklaringen.
Het ontbreken van een basis van beschrijving na de doodSN44.11 In deze sutta ondervraagt Vacchagotta de junior monnik Kaccana of de Tathagata bestaat na de dood? Dat is niet verklaard door de Boeddha, zegt de junior monnik. Hetzelfde herhaalt zich met de standpunten dat de Tathagata niet-bestaat na de dood, zowel bestaat als niet-bestaat na de dood, en noch bestaat noch niet-bestaat na de dood. Wat is dan de oorzaak dat dit niet verklaard is, vraagt V. Kaccana zegt (ik vertaal dit letterlijk): ‘Om hem te beschrijven als ‘vorm bezittend’, of als ‘vormloos’ of als ‘opmerkzaam (percepient)’ of ‘niet-opmerkzaam’ of ‘noch opmerkzaam, noch niet-opmerkzaam’, moet er een bepaalde oorzaak en reden zijn om dat te doen. Maar als die oorzaak en reden totaal en volledig zou eindigen zonder dat er iets over blijft, hoe kun je hem dan in zulke termen beschrijven?’
V. zegt (in mijn eigen woorden) dat K. voor iemand die nog maar 3 jaar een thuisloze is en toevlucht heeft genomen veel geleerd heeft, laat staan wat nog komen gaat.
De grenzen kennenDN15 Waarom heeft een Gerealiseerde niet de visie dat de Gerealiseerde bestaat na de dood, niet bestaat, zowel bestaat als niet-bestaat, noch bestaat noch niet-bestaat na de dood? DN15 (vertaling Sujato) verklaart dit zo: Een monnik is bevrijd door het volgende op rechtstreekse wijze te kennen: Hoever labelen en het bereik van labelen gaat, hoever terminologie en het bereik van terminologie gaat; hoever beschrijving en het bereik van beschrijving gaat; hoe ver wijsheid en de sfeer van wijsheid gaat; hoever de cyclus van wedergeboorte en diens voortgang gaat. Het zou niet gepast zijn te zeggen dat een monnik die bevrijd is en dit kent deze visie koestert: ‘er is niet zoiets als weten en zien’.
https://suttacentral.net/pitaka/sutta/linked/sn/sn-salayatanavaggasamyutta/sn44Dit waren de sutta’s die meer uitleg geven over de vraag waarom de Boeddha (en Gerealiseerden) zich onthield (onthouden) van commentaar of standpunten inzake de aard van de wereld als eindig of oneindig, eeuwig of tijdelijk, de fundamentele (on)gelijkheid van ziel en lichaam, en de status van de Tathagata na de dood. Er wordt dus wel iets meer verklaard hierover dan dat het niet voordelig is je met deze kwesties bezig te houden.
Voordat ik iets probeer te maken wat lijkt op een conclusie nu eerst in de volgende post sutta’s die belichten waarom de speculatieve visies überhaupt bestaan in de wereld. Ook dit geeft denk ik wat meer inzicht in de onderliggende vraag of 'Onverklaard' ook 'Onbeslist' betekent in het geval van de speculatieve visies.