1
Theravada Boeddhisme / Deel 3, Asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’ in relatie de khandha's, vervolg
« Laatste bericht door the innerspace Gepost op Vandaag om 11:40 »Deel 3, Asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’ in relatie tot de lichamelijk en mentale aspecten van het leven, vervolg
Er zijn visies van jezelf en wat jezelf toebehoort, sakkaya ditthi’s. Bijvoorbeeld je beschouwt het lichaam als jezelf of wat jezelf toebehoort. Of je beschouwt een bepaalde emotie die opkomt als jezelf of iets wat jezelf toebehoort. Het is wel duidelijk dat je er dan innig bij betrokken bent, en geen afstand van doet. Sakkaya ditthi is de eerste keten om te verbreken. Dit was onderwerp van deel 2.
Ook op een andere, nog diepere manier, is er gehechtheid aan het ervarene, namelijk, via verbeelding, de mana anusaya. Deze gehechtheid lijkt er zo uit te zien dat je eigenlijk je gevoel van bestaan, 'Ik ben', ontleent aan wat je ervaart en vice versa. Bijvoorbeeld, er is boosheid en dat geeft je een gevoel van ‘Ik besta/Ik ben’. Soms tref je ook mensen aan die zijn alsmaar boos en verontwaardigd o.i.d. alsof ze het zo beleven dat ze anders niet bestaan.
Als voor je eigen gevoel je bestaan zo afhankelijk is van dit of dat ervaren, dan hou je dat natuurlijk vast en in de lucht. Dan is het ook bedreigend wanneer dit zou stoppen. Toen ik begon met meditatie heb ik dit zelf wel wat ervaren met gedachten. Ik vond het maar eng dat gedachten stopten. Ik had er een onbestemd gevoel bij. Nu veel minder.
Er is een vreemd soort spiegelen gaande. Je herkent je in de spiegelbeelden zeg maar, dus in wat de geest je voorspiegelt. Daar zit op een diep niveau je besef ‘Ik ben’ aan gekoppeld. Het kan een onbestemd of onveilig gevoel geven als de spiegelbeelden verdwijnen uit de spiegel. Ik merk dit tenminste wel. Ik zie het zo we hier meer wijsheid in dienen te ontwikkelen.
Wat zeggen de sutta’s over de verbeelding ‘Ik ben’, over het verlangen 'Ik ben' en de neiging 'Ik ben' (asmi mana)?
‘Ik ben’ is een verbeelding, een verstoring, hartklopping, proliferatie, een betrokkenheid bij verbeelding. (SN35.248)
‘Ik ben’ is een betrokkenheid bij verbeelding, ‘Ik ben dit’; ‘Ik zal zijn’; ‘Ik zal niet zijn’; ‘Ik zal bestaan uit vorm’; ‘Ik zal vormloos zijn’;‘Ik zal waarnemend zijn’; ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’; ‘Ik zal noch waarnemend noch niet-waarnemend zijn’, is betrokkenheid bij verbeelding.
Betrokkenheid bij verbeelding is een ziekte, gezwel, pijl. Daarom dien je je te trainen te verblijven met een geest waarin verbeelding neergehaald is. (SN35.248)
Ik zie dit niet als een veroordeling van verbeelding maar eerder als een aanwijzing dat lijden en diens beëindiging heel sterk gekoppeld is aan voorstellingen van jezelf, het verbeelde zelf aanzien voor je ware zelf. Daar herken ik me tenminste wel in. De Dhamma wijst mijns inziens naar het onverbeelde, misschien mag je zeggen, naar de lege spiegel ipv de spiegelbeelden.
Je dient jezelf zo te trainen: ‘Er zal geen Ik-maken, mijn-maken en onderliggende neiging tot verbeelding meer zijn met betrekking tot dit bewuste lichaam; m.b.t. alle externe objecten. We zullen die bevrijding van geest binnengaan, bevrijding door wijsheid, waardoor er geen Ik-maken, mijn-maken en onderliggende neiging meer is voor iemand die er in binnengaat en er in verblijft. Dan heb je alle begeerte afgesneden, de ketens doorgesneden, en door volledig door verbeelding te zijn heen gebroken, maak je een einde aan lijden. (AN3.33)
Verbeelding is als een getijde en je moet je niet laten overspoelen door verbeelding. ‘Ik ben’ is een verbeelding, ‘Ik ben dit’ is een verbeelding, ‘Ik zal zijn’ is een verbeelding; ’Ik zal niet zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal vorm bezitten’ is een verbeelding; ‘Ik zal vormloos zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal waarnemend zijn’, is een verbeelding; ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal noch waarnemend, noch niet waarnemend zijn’ is een verbeelding. Verbeelding is een ziekte, een gezwel, en dient overwonnen te worden. Dan is men een vredige wijze. (MN140§31)
De verbeelding ‘Ik ben’ is als het ware de hoofdwortel op basis waarvan allerlei verdere beelden over onszelf tot leven komen en zich vermeerderen. Mentale proliferatie, papanca. Als de notie ‘Ik ben’ er niet is, ontstaan al die andere beelden over jezelf ook niet. De teksten zeggen dan dat iemand niet uitwasemt of dampt en niet herkauwt. (AN4.200)
Een ander voorbeeld van het soort verbeelden dat gebeurt op basis van de wortel ‘Ik ben’ en begeerte is ook het drievoudig verbeelden: ‘Ik ben superieur aan anderen’, ‘Ik ben inferieur aan anderen’ en ‘Ik ben gelijk aan anderen’. (DN33§1.10)
Een wijze voelt zich niet beter, minder of gelijk aan anderen. (AN4.185)
Dit betekent trouwens niet dat er volgens het onderricht geen onderscheid zou zijn tussen wezens en mensen.
In de volgende post meer informatie over hoe asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’ ontstaat en de relatie met lijden.
Er zijn visies van jezelf en wat jezelf toebehoort, sakkaya ditthi’s. Bijvoorbeeld je beschouwt het lichaam als jezelf of wat jezelf toebehoort. Of je beschouwt een bepaalde emotie die opkomt als jezelf of iets wat jezelf toebehoort. Het is wel duidelijk dat je er dan innig bij betrokken bent, en geen afstand van doet. Sakkaya ditthi is de eerste keten om te verbreken. Dit was onderwerp van deel 2.
Ook op een andere, nog diepere manier, is er gehechtheid aan het ervarene, namelijk, via verbeelding, de mana anusaya. Deze gehechtheid lijkt er zo uit te zien dat je eigenlijk je gevoel van bestaan, 'Ik ben', ontleent aan wat je ervaart en vice versa. Bijvoorbeeld, er is boosheid en dat geeft je een gevoel van ‘Ik besta/Ik ben’. Soms tref je ook mensen aan die zijn alsmaar boos en verontwaardigd o.i.d. alsof ze het zo beleven dat ze anders niet bestaan.
Als voor je eigen gevoel je bestaan zo afhankelijk is van dit of dat ervaren, dan hou je dat natuurlijk vast en in de lucht. Dan is het ook bedreigend wanneer dit zou stoppen. Toen ik begon met meditatie heb ik dit zelf wel wat ervaren met gedachten. Ik vond het maar eng dat gedachten stopten. Ik had er een onbestemd gevoel bij. Nu veel minder.
Er is een vreemd soort spiegelen gaande. Je herkent je in de spiegelbeelden zeg maar, dus in wat de geest je voorspiegelt. Daar zit op een diep niveau je besef ‘Ik ben’ aan gekoppeld. Het kan een onbestemd of onveilig gevoel geven als de spiegelbeelden verdwijnen uit de spiegel. Ik merk dit tenminste wel. Ik zie het zo we hier meer wijsheid in dienen te ontwikkelen.
Wat zeggen de sutta’s over de verbeelding ‘Ik ben’, over het verlangen 'Ik ben' en de neiging 'Ik ben' (asmi mana)?
‘Ik ben’ is een verbeelding, een verstoring, hartklopping, proliferatie, een betrokkenheid bij verbeelding. (SN35.248)
‘Ik ben’ is een betrokkenheid bij verbeelding, ‘Ik ben dit’; ‘Ik zal zijn’; ‘Ik zal niet zijn’; ‘Ik zal bestaan uit vorm’; ‘Ik zal vormloos zijn’;‘Ik zal waarnemend zijn’; ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’; ‘Ik zal noch waarnemend noch niet-waarnemend zijn’, is betrokkenheid bij verbeelding.
Betrokkenheid bij verbeelding is een ziekte, gezwel, pijl. Daarom dien je je te trainen te verblijven met een geest waarin verbeelding neergehaald is. (SN35.248)
Ik zie dit niet als een veroordeling van verbeelding maar eerder als een aanwijzing dat lijden en diens beëindiging heel sterk gekoppeld is aan voorstellingen van jezelf, het verbeelde zelf aanzien voor je ware zelf. Daar herken ik me tenminste wel in. De Dhamma wijst mijns inziens naar het onverbeelde, misschien mag je zeggen, naar de lege spiegel ipv de spiegelbeelden.
Je dient jezelf zo te trainen: ‘Er zal geen Ik-maken, mijn-maken en onderliggende neiging tot verbeelding meer zijn met betrekking tot dit bewuste lichaam; m.b.t. alle externe objecten. We zullen die bevrijding van geest binnengaan, bevrijding door wijsheid, waardoor er geen Ik-maken, mijn-maken en onderliggende neiging meer is voor iemand die er in binnengaat en er in verblijft. Dan heb je alle begeerte afgesneden, de ketens doorgesneden, en door volledig door verbeelding te zijn heen gebroken, maak je een einde aan lijden. (AN3.33)
Verbeelding is als een getijde en je moet je niet laten overspoelen door verbeelding. ‘Ik ben’ is een verbeelding, ‘Ik ben dit’ is een verbeelding, ‘Ik zal zijn’ is een verbeelding; ’Ik zal niet zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal vorm bezitten’ is een verbeelding; ‘Ik zal vormloos zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal waarnemend zijn’, is een verbeelding; ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’ is een verbeelding; ‘Ik zal noch waarnemend, noch niet waarnemend zijn’ is een verbeelding. Verbeelding is een ziekte, een gezwel, en dient overwonnen te worden. Dan is men een vredige wijze. (MN140§31)
De verbeelding ‘Ik ben’ is als het ware de hoofdwortel op basis waarvan allerlei verdere beelden over onszelf tot leven komen en zich vermeerderen. Mentale proliferatie, papanca. Als de notie ‘Ik ben’ er niet is, ontstaan al die andere beelden over jezelf ook niet. De teksten zeggen dan dat iemand niet uitwasemt of dampt en niet herkauwt. (AN4.200)
Een ander voorbeeld van het soort verbeelden dat gebeurt op basis van de wortel ‘Ik ben’ en begeerte is ook het drievoudig verbeelden: ‘Ik ben superieur aan anderen’, ‘Ik ben inferieur aan anderen’ en ‘Ik ben gelijk aan anderen’. (DN33§1.10)
Een wijze voelt zich niet beter, minder of gelijk aan anderen. (AN4.185)
Dit betekent trouwens niet dat er volgens het onderricht geen onderscheid zou zijn tussen wezens en mensen.
In de volgende post meer informatie over hoe asmi mana, de verbeelding ‘Ik ben’ ontstaat en de relatie met lijden.